Meule vaan Lombok

(Molen van Lombok)

 

Molen van Lombok:

Deze molen ken ik maar al te goed, als gremèr kwam ik bij de familie De Macker en speelde met hun zonen in en om het pand, geweldig om dit nu weer te zien, de foto's roepen herinneringen op.

Even ten zuiden van Maastricht in de buurtschap Biesland van de vroegere gemeente Oud-Vroenhoven is vanaf de Cannerweg in de richting van de Jekermolenweg een groepje dichtbij elkaar gelegen witte gebouwen te zien. Hier lagen drie watermolens op de Jeker; twee op de linkeroever en één op de rechteroever. De molen op de rechteroever werkte met twee waterraderen. De molenweg eindigt op het erf of de plaats van de molens op de linkeroever. De molen van Lombok werd voor het eerst in 1603 vermeld  als de molen 'De Wolsack', later ook als 'in 't Biesland'. Het was een graanmolen. De voorste molen is de thans nog bestaande molen van Lombok, zoals hij wordt genoemd. Van de achterste molen bestaat nog slechts het gebouw. De huidige molen werd op de plaats van de Wolsack gebouwd in ??? Dit is de bestaande molen, sinds 1894 Molen van Lombok. In 1840 vol- en verfhoutmolen, 1841 houtzagerij en wolspinnerij, in 1850 het graan- en oliemechanisme uit de achterstemolen naar de voorst geplaatst.

Een voetpad tussen de molen en het rijtje huizen leidt naar een brugie en de rechteroever, waar de molen met de twee waterraderen op het grondgebied van de vroegere gemeente Sint Pieter lag. Vanouds werd de weg zowel op Oud-Vroenhovens- als op Sint Pietersgebied de Molenweg genoemd. De gebouwen zijn uit mergel- en natuursteen opgetrokken. Van de molens op de linkeroever heeft het voorste gebouw één verdieping, de steenzolder, die direct onder het mansardedak ligt. Op de kap bevond zich aan de waterzijde een dakkapel, waardoor een deel van de houten haal naar buiten stak. Met de haal werd de maalschuif voor het toenmalige houten waterrad bediend. De aangebouwde achterste molen had één verdieping met daarboven nog een zolder onder het pannen-zadeldak.

De gevels van beide molens langs het water vertonen op de scheiding een knik. In de gevel is nog de opening te zien waar vroeger de molenas door naar binnen liep. Om de plaats en de eigenaren van de zo dichtbij elkaar gelegen molens te kunnen vaststellen is gebruik gemaakt van de eerste kadasterkaarten, het zogenaamde Minuutplan. Op deze kaarten, die omstreeks 1830 werden vervaardigd, zijn de bebouwde en onbebouwde percelen die door de landmeters werden opgenomen, in tekening gebracht. In de Franse Tijd was de molen eigendom van Willem Gilessen en zijn echtgenote Eva Mathijsen. Zij stierven omstreeks 1800 en lieten twee mindenarige kinderen achter, Walter en Gertrude genaamd Gertrude huwde later Thomas Daemen. Zij overleefde haar echtgenoot en haar broer Walter of Walterus en erfde de molen. In 1829 verkocht zij de goederen aan de Molenweg aan Johan Rouffaer. In die tijd was het een graanmolen met twee koppels stenen en een houten waterrad.Arnold Rouffaer, die intussen eigenaar was geworden, verkocht de molen met aanhorigheden in 1834 aan Gilles Loneux. In de daarop volgende jaren werd in het gebouw een aantal veranderingen aangebracht.Sinds de opheffing van het beleg van Maastricht door de Belgen in 1839 lag de graanmolen stil. Loneux, wiens bedrijf in Maastricht uit verschillende graanmolens bestond, vroeg in juli 1840 toestemming aan het voorlopige provinciaal bestuur om de molen voor een proefneming voor het malen van verfhout in te richten en de kleurstof in Maastricht en in de provincie vrij van rechten te verkopen. Een antwoord daarop bleef uit. Loneux diende daarom kort daarna een tweede verzoek in, waarin hij tevens toestemming vroeg om een volinrichting in de molen te plaatsen. Hij motiveerde dit verzoek met er op te wijzen dat de fabriek van Hanckar in Maastricht, hierna genoemd, was afgebrand en dat de lakenfabrikanten overwogen hun wollen stoffen in België te laten vollen. Dit verzoek werd spoedig ingewilligd en de graanmolen kon als verfhout- en volmolen worden ingericht. Verfhout levert een droge kleurstof op, die voornamelijk door de linnen- en wolindustrie werd afgenomen.

In 1841 vroeg Loneux toestemming om in de molen een houtzagerij te vestigen. Het volgende jaar vroeg Jan Pieter Hanckar uit Maastricht aan het provinciaal bestuur toestemming om in de molen van Loneux een wolspinnerij te beginnen. Deze fabrikant had in één van de Weyermolens te Maastricht een nieuwe lakenfabriek gevestigd, die in 1839 door brand verloren was gegaan. De houtzagerij en de spinnerij bleven tot 1850 in bedrijf. Reeds vóór dat jaar was Loneux eveneens eigenaar geworden van de aanpalende achterste molen. Dit was een graan- en oliemolen.

Hij verkocht deze molen in 1850 aan Petrus Stevens, die er een geweerfabriek onder andere voor het trekken van lopen in vestigde. In hetzelfde jaar werden de houtzagerij en de spinnerij opgeheven om plaats te maken voor het maalwerk en de werktuigen om olie te slaan, die Loneux van de achterste naar de voorste molen liet verplaatsen. Na zijn overlijden gingen de goederen in 1858 over op zijn echtgenote Maria Catharina Kempeneers en de kinderen in Maastricht.

Naor Bove

De erfgenamen Loneux brachten de twee molens, die zij nog bezaten, in 1872 in openbare verkoop. De voorste molen werd met huis en andere goederen toegewezen aan de hoogst biedende Nicolaas Gustave Stevens, fabrikant in Maastricht, voor zich als namens zijn broers Emile Jean Lambert, Lambert Amedée en Joseph Prosper Hubert Stevens. De molen en het huis waren in dat jaar verhuurd aan de weduwe Daemen en haar kinderen. In de verkoop waren niet begrepen het gehele ijzerwerk en mecanique van de molen, het mecanique om de zakken op te trekken en een koppel roggestenen met toebehoren. Blijkbaar waren deze onderdelen door de pachter in zijn tijd aangeschaft. Bij een deling, die eerder in de familie Stevens plaats vond, waren de hiervoor genoemde broers eigenaar geworden van de achterste molen met de geweermakerij en aanhorigheden. In 1881 verkochten zij de graan- en oliemolen aan Gilles Gilessen, gehuwd met Catharina Hubertina Daemen. Hij overleed in 1894. Het echtpaar had vier kinderen: Frederik Hubertus, landbouwer, en August, molenaar, verder Agnes Hubertina en Maria Rosa Antoinetta Hubertina.

De achterste molen met de werkplaats kwam in het bezit van Eduard Beaumont, een andere wapenfabrikant uit Maastricht, die een florerende geweermakerij aan het Christusstraatje in het Boschstraatkwartier bezat.Deze molen heet sinds de 'pacificatie' in 1894 van het thans Indonesische eiland Lombok door het Nederlandse leger, niet onterecht, de molen van Lombok, want door de kogels uit de lopen van de in deze molen gemaakte geweren werd de strijd daar beslecht!

op de foto links het echtpaar GROOTHAUSEN - TILLIJ, deze woonde in een klein huisje aan de Jeker bij de molen van Lombok. Hij was vroeger geweermaker bij een wapenfabriek(je) dat bij de molen van Lombok was gevestigd.

Mededeling en foto's van Dhr. P.L.A. RITCHI, kleinzoon van Nicolaus Hubertus GROOTHAUSEN, via site van Breur Henket waarvoor dank.

In 1912 vond een boedelscheiding plaats. Eigenaren van de molen met huis, erf, stal en schuur werden August, Agnes en Rosa, die intussen getrouwd was met Petrus Johannes Bonefacius Nelen, die eveneens molenaar in Biesland was. De voorste molen of de molen van Lombok was de enige waterkorenmolen die daar nog in bedrijf was. August stierf in 1934, de molen met aanhorigheden nalatend aan zijn zusters Agnes en Rosa.Op 22 november 1937 verkochten Agnes Gilessen en Petrus Nelen de molen met aanhorigheden aan Huub of Josephus Hubertus Ludovicus de Macker uit Meerssen, waar zijn vader eigenaar van de Groote Molen was. Het houten waterrad en de molenas verkeerden in slechte staat en moesten vervangen worden. De firma J. Derichs uit Palemberg bij Herzogenrath (D.) leverde een nieuw ijzeren waterrad, voorzien van houten schoepen met een middellijn van 4,96 m. en een breedte van 0,88 m. Enige tijd daarvoor hadden het houten gangwerk, de houten maalstoel en de oliemolen plaatsgemaakt voor een maalstoel van gietijzeren kolommen waarin het ijzeren gangwerk is opgesteld. Op de steenzolder boven de maalstoel liggen nu een koppel 16-er en 17-er kunststenen, waarvan een koppel nog is voorzien van de oude achtkante steenkuip. Het ijzeren aswiel heeft een grote zeskante spiegel, waarin voordien de houten molenas was vastgespied. Tot de inrichting behoorde nog een ijzeren pletter, waarmee haver werd geplet -een paardenvoer- en een dubbele houten elevator om het graan naar de steenzolder te transporteren. Het aangrenzende gebouw van de voormalige geweermakerij werd voor graanopslag gebruikt. Huub de Macker overleed in 1953. Reeds in 1947 had hij de molen aan zijn broer Jan of Johannes Hubertus Ludovicus verkocht. Hoewel Jan in ernstige mate rheumapatient was, bleef hij tot omstreeks 1960 molenaar. Daarna was het niet lonend meer voergraan met stenen te malen en de molen viel definitief stil. Jan de Macker overleed in 1980.

RESTAURATIE:

In september 2011 werd de loopbrug gerestaureerd en werden er nieuwe lossluizen geplaatst. Bij de voetbrug werden onder meer geautomatiseerde sluizen geplaatst, waardoor het mogelijk is om sneller in te grijpen bij piekafvoeren in de Jeker en bij verstopping van de sluizen.Het project startte in september 2011. Het is erop gericht wateroverlast in het gehucht Lombok te voorkomen. Daarnaast draagt het bij aan het herstel van de cultuurhistorische waarde van het gebied en de verbetering van de wandelroute in het Jekerdal.Door drijfvuil dat vanuit de Jeker meestroomt, konden de sluizen aan de molen Lombok verstopt raken. Dit veroorzaakte gevaarlijke situaties en leidde soms tot wateroverlast. Door de nieuwe, geautomatiseerde sluizen is het mogelijk om sneller in te grijpen bij piekafvoeren in de Jeker en bij verstopping van de sluizen.De lossluizen kunnen zich automatisch instellen en zijn aangesloten op het waterwachtsysteem van het waterschap. Om het risico op verstopping bij de sluizen nog verder te verminderen is een vuilvanger ingericht bij de vispassage. Deze ligt stroomopwaarts van de molen Lombok en zorgt ervoor dat groter drijfvuil wordt opgevangen.Aangezien de voetgangersbrug die op de sluizen rustte eveneens in slechte staat verkeerde, is de brug – inclusief de kabels en leidingen die erop zijn bevestigd – gelijktijdig met de sluizen vervangen. In dit onderdeel van de plannen draagt gemeente Maastricht financieel bij. Bij het ontwerp van de nieuw aan te leggen brug en de te renoveren lossluizen is rekening gehouden met de cultuurhistorische uitgangspunten van de molen. De nieuwe brug zorgt voor een verbetering van de wandelroute in het Jekerdal. Met het project is een bedrag van ca. 550.000 euro gemoeid.

Jan Schrijen, voorzitter van het Waterschap Roer en Overmaas en de Maastrichtse wethouder Albert Nuss hebben vanmiddag op feestelijke wijze stilgestaan bij de renovatie van de historische lossluizen en de voetbrug bij watermolen Lombok in Maastricht. De symbolische linten werden dit keer eens niet doorgeknipt door de hoogwaardigheidsbekleders, maar door de bewoners van weerszijden van de brug.

Binnenplaats molen van Lombok (RCE) Zijtuin eerste Molen (RCE)

Molen van Dollaert.

Er lag echter nog een derde molen, die lag op de rechteroever tegenover de andere twee, de Molen van Dollaert (Strouvermolen of Petersmolen).

De molen op de rechte roever lag in het Dollaertsveld, genoemd naar Berkel Dollaert die in 1619 eigenaar van de molen werd. De eerste molen op deze plek, toen Strouvermolen geheten, zou al van 1421 stammen en in 1470 wordt op deze plek de Petersmolen genoemd. Mogelijk is 1619 de datum van een herbouw door Dollaert

en die naam mocht de molen zijn verdere leven meedragen. Rond 1800 was de molen eigendom van de gebroeders en zuster Coenegracht. In 1852 verkochten zij beide molens aan de industrieel Petrus Stevens, die eerder al de onderste molen op de tegenover liggende oever gekocht had. Al of niet na aanpassingen door Stevens zag het complex op de rechteroever er in 1855 als volgt uit. In het voorste gedeelte was een graanmolen met een middenslagrad van 6,00 m bij 0,86 m breed. Het achterste deel was een oliemolen met een onderslagrad van 5,94  m bij 0,81  m breed. De achterste molen op de rechteroever had een eigen maalschut en een eigen, van hout geconstrueerde watergeleider. Ondanks dat de raderen na 1855 vernieuwd werden bleven de maten nagenoeg gelijk.

Na het overlijden van Stevens in 1863 erfden zijn weduwe en zijn vier zoons alle bezittingen waaronder deze twee molens. Op 5 oktober 1868 volgde een scheiding van het totale eigendom per akte van deling tussen de vier zoons en in 1876 een boedelscheiding. De molen van Dollaert werd verkocht aan Tossanus Nijsten en na diens overlijden verkochten de erven in 1893 de molen door aan Hubert Wielaers, landbouwer uit Oud-Vroenhoven. In 1894 al liet Wielaers zich door een bod van Pierre Regout, die ook al eigenaar van de geweerfabriek op de tegenoverliggende oever was geworden, verleiden hem de molen te verkopen. Die stelde de molen in 1894 buiten werking en bouwde de molen om tot woningen. Daarbij sneuvelden ook de raderen. In de reconstructie van de molen van Lombok is in het verdeelwerk ook een enkel maalschut voor de molen van Dollaert voorzien. Als daar ooit weer een rad geplaatst gaat worden zal dat, gezien de uitvoering van de watergeleider, er een van het onderslagtype moeten worden.

Naor Bove

Bron:  Bert LejeuneWikipedia, Waterradmolens, Molendatabase Lombok,Molendatabase Dollaert RijksmonumentenTheo Bakker, Breur Henket, MestreechOnline, Dichtbij Foto: MestreechterSteerke, Rijksmonumenten, Molen Dollaert: Jans, Foto's opening/restauratie brug Waterschap Roer en Overmaas, RCE

eine terök