HET
STADSBEELD VAN MAASTRICHT IN DE 17e EEUW.
We hebben
gezien, hoe in Maastricht de waterpoelen voor en na verdwenen, hoe
de slecht onderhouden wegen met hun vuile greppels veranderden in
geplaveide straten met riolen en de leemen woningen plaats maakten
voor huizen in hard materiaal en hout. Langzamerhand geraakte ook de
houtconstructie op den achtergrond en werden er alleen steen gevels
gebouwd. De laatste houten gevel, aan de Kersenmarkt, werd in 1838
afgebroken. Wegens het brandgevaar verminderde het aantal strooien
daken meer en meer en gebruikte men ten slotte uitsluitend leien en
pannen voor dakbedekking. Zoo kregen de straten, vooral in de tweede
helft van de 17e eeuw, een geheel ander voorkomen: meer steedsch,
meer voornaam - en door de afwisseling in vormen en kleuren, ook
veel schilderachtiger. Een gekalkt leemen huisje met laag strooien
dak moge buiten - aan den boschrand of in de schaduw van een boom op
de eentonige heide- het oog van den wandelaar een mooi rustpunt
bieden, in de straten der stad zien we liever het werk van goede
bowmeesters, zooals Maastricht in der tijd der ambachtsgilden er
zeker vele onder zijn burgers geteld heeft. Naast den bouwmeesters
speelde ook het materiaal een voornamen rol; en staat het vast, dat
destijds de middelen niet niet ontbroken hebben om bouwstoffen te
gebruiken, die aan hoge eischen van soliditeit en schoonheid
voldeden. Wie zich daarvan wil overtuigen, ga maar eens een kijkje
nemen in de eenige van de vele antieke huizen, die tot heden in
bijna alle straten van de oude stad bewaard zijn gebleven. Deuren,
vloeren, lambrizeeringen en trappen van zwaar eikenhout, mooie
vloersteenen en muurtegels, sierlijk en toch stevig smeedwerk, alles
spreekt van degelijkheid en goeden smaak. Ook de uitwendige bouw der
huizen maakte een aangenamen indruk, niet door overdadige
versieringen want die werden meestal slechts sober aangebracht, doch
door de constructievormen, die in zich zelf mooi waren. De
voornaamste, soms de eenige versiering bestond in platte banden van
mergel tusschen hardsteenen raamomlijstingen, benevens een
kroonlijst met consoles van denzelfden gelen steen. Groote en kleine
hoekblokken voltooiden de eenvoudige versiering van den rooden
baksteengevel. Een mooi voorbeeld van deze bouwtrant hebben we in de
keurig gerestaureerde gebouwtjes van het natuurhistorisch museum aan
de Looiersgracht.
Bezienswaardig is ook het voormalig gereformeerd weeshuis, thans
museum van oudheden aan de Lenculenstraat. Het bestaat uit drie
naast elkaar gelegen panden, die inwendig tot één geheel vereenigd
zijn. Aan de oostzijde trekt de gevel van het middelste gebouw de
aandacht door zijn zeventien kruisramen, regelmatig over het
benedenhuis en de eerste verdieping verdeeld. De lage
tweelichtsvensters van de tweede verdieping passen daar goed bij
aan. Aanvankelijk waren al deze ramen van geschilderde luikjes
voorzien, die het huis een vriendelijker voorkomen gaven. De fraaie
trapgevel aan de noordzijde is in 1913 geheel nieuw in den
oorspronkelijken stijl opgetrokken. Als het museum van het Geschied-
en Oudheidkundig Genootschap in Limburg behoort dit gebouw thans tot
de merkwaardigheden van Maastricht. Het bevat een verzameling
antiquiteiten, welke voor de kennis van Limburgs geschiedenis van
niet te overschatten waarde is. Vóór het jaar 1913 was het van
beteekenis wegens de instellingen van liefdadigheid, die er
gedurende meer dan twee eeuwen in gevestigd geweest zijn. Tot voor
korten tijd was het meest zuidelijk gelegen gebouw een afzonderlijk
pand, waarin van 1802 tot 1810 vondelingen en andere verlaten
kinderen een onderdak vonden. De beide andere gebouwen waren van
1690 tot 1810 ingericht tot een tehuis voor gereformeerde weezen.
Daar de weezen kleiner in aantal waren dan de vondelingen, voor wie
het vondelingenhuis geen voldoende ruimte was, deed men
laatstgenoemd jaar de bewoners van beide gestichten met elkaar van
woning verwisselen. Toen in 1824 het vondelingenhuis gesloten en de
verlaten kinderen bij particulieren uitbesteed werden, kregen de
weezen hun huis weer terug. In 1913 verlieten ze het voor goed en
betrokken hun mooie nieuwe woning aan de Prins-Bisschopsingel.
Naor Bove |
Het museum van oudheden heeft vier
trapgevels. Naast dit type vinden wij bij de oude gebouwen van het
natuurhistorisch museum ook geveltoppen met gebogen zijkanten. De
laatste vorm is losser en sierlijker en werd daarom veelvuldig
toegepast ter bekroning van aan de straat gelegen topgevels. Een
voorbeeld daarvan is het smalle front van NO.34 aan de noordzijde
van de Lenculenstraat. Duidelijk komt hier uit, hoe goed dit
geveltype zich leent tot het aanbrengen van rijkere versieringen.
Het aardige geveltje heeft veel door verweering geleden, zoodat in
de vormlooze steenblokken op de hoeken en in de spits nauwelijks de
hoofdlijnen van het vroegere ornamentenwerk te herkennen zijn.
Binnenkort wordt dit huis gerestaureerd; het zal dan met het museum
en het statige schoolgebouw aan de overzijde der straat een sierraad
zijn van deze typische oude stadsbuurt.
Een ander interessant hoekje vinden
we op het punt, waar de Koestraat de Steenenbrug en de Ridderstraat
samenkomen. Merkwaardig vooral is het naast het reeds vroeger
besproken Bisschopsmolen gelegen huis "De Ridder". Van
moderniseering is hier geen sprake. Nog steeds ontvangen de
vertrekken hun licht door zes oorspronkelijke kruisramen, waaraan
alleen de luiken ontbreken. De lage ouderwetsche deur in de
rondboogomlijsting met het jaartal 1651 behoort tot de weinige, die
nog een ijzeren deurklopper hebben. Jammer, dat de gevel van al zijn
versieringen beroofd is geworden. Op niet minder dan zeven plaatsen
vinden we in het muurvlak overblijfselen van afgestoken
beeldhouwwerk. Wellicht zijn de kleine mergelblokjes boven de eerste
verdieping medaillons geweest. De omtrekken van de grootere
mergelvlakken onder de bovenramen doen denken aan wapens of andere
teekenen van adel of koningschap, welke waarschijnlijk in den
Franschen tijd afgekapt zijn geworden. Ook van het geornamenteerde
lijstwerk van den geveltop is niets meer te bespeuren. De vier
hoekblokjes zullen met spiraallijnen versierd geweest zijn, waarin
de gebogen zijlijsten haar uitgangspunten vonden. Achter de woning
liggen aan een binnenplaats bijgebouwen, die in denzelfden trant
gebouwd en van een fraaie kroonlijst voorzien zijn. In een van de
muren is daar een gevelsteen met een gebeeldhouwden ridder
ingemetseld, waarmee vermoedelijk de naam van het huis in verband
staat.
Het geheel vormt een stuk bouwwerk
van smaakvolle constructie en met rijke versiering in mergelsteen,
die in dezen gevel sterkt spreekt. Hier en daar treft men ook wel een
gevel aan, waarin naast baksteen uitsluitend Naamsche steen, geen
mergel dus, verwerkt is. NO.23 aan de Muntstraat heeft in den
voorgevel hardsteen en in den zijmuur aan de Mariastraat mergel. Ook
werden er huizen geheel in Naamschen steen gebouwd, zooals b.v.
NO.28 in de Stokstraat. Van dit merkwaardige huis is alleen de
tweede verdieping ongewijzigd gebleven. Men ziet daar onder de
antieke ramen een doorloopend ornament met het jaartal 1669 in het
midden. Uit de kruisramen van de eerste verdieping zijn niet alleen
de middenpost en de tusschendorpel uitgebroken, maar eveneens de
benedendorpel met een gedeelte van de gebeeldhouwde borstwering. Het
ornamentwerk van het overgebleven gedeelte der borstwering is bijna
geheel weggekapt. Onder het dichtgemetselde smalle middenvenster
prijkt een mooie gevelsteen (met opschrift: "In den steenen bergh")
tusschen twee beeldjes. Tot de bezienswaardigeheden van dit huis
behooren verder een
antieke eikenhouten trap en ruime kamers met
fraaie schoorsteenen.
Menig Maastrichtenaar zal in deze afgelegen
smalle straat zoo'n deftig woonhuis niet verwacht hebben. Er zijn
hier trouwens meer interessante huizen aan te wijzen. Een
eigenaardigheid, waarop we nog niet de aandacht gevestigd hebben,
vindt men in het huis met het ankerjaartal 1641 langs de Maas
(NO.23). De voorgevel heeft op de eerste verdieping een
zeslichtsvenster, een breed raam dus, dat door tusschenposten in zes
smalle lichten verdeeld is. Welke aardig effecten er met dergelijke
groepeeringen van smalle vensters verkregen werden, toont ons een
teekening van Boschstraat en Markt uit het jaar 1740, waarvan we
hier een reproductie geven.
Het eerste huis aan de linkerhand heeft
een zevenvoudig raam met bovenlichten, het tweede een vierledig
venster met bovenlichten, het derde zeer hooge kruisramen. Duidelijk
komt bij de huizen op den voorgrond ook het gebruik van luiken uit:
als regel geldt, dat ieder licht zijn luikje heeft, uitgezonderd de
lichten boven de tusschensdorpels.
Naor Bove |
Na de beschouwing van een aantal gevels,
verschillend in vorm en versiering, kunnen we ons met behulp van
deze afbeelding van de Boschstraat en de Markt een vrij goede
voorstelling vormen van het stadsbeeld van het 17e eeuwsche
Maastricht; want ook in andere deelen der stad, op de uithoeken en
in Wijk zoowel als in het centrum, vond men heele rijen van in
denzelfden trant gebouwde huizen. Thans kan men ze, hoewel in later
tijd min of meer gewijzigd, in de meeste oude straten nog in
betrekkelijk groot aantal aanwijzen. Het stadhuis en een viertal
kloosterkerken, die eveneens in de 17e eeuw gebouwd werden en veel
tot verfraaiing van de stad hebben bijgedragen, vragen een
afzonderlijke bespreking en zullen de stof leveren voor de
volgende vijf schetsen. |
Bron: Schetsen
uit de Geschiedenis van Maastricht en omstreken, geschreven door M.
Schoonbrood Hoofd der Rijksleerschool te Maastricht. en J.S.Grossier
Leeraar H.B.S. te Amsterdam, tweede reeks uitgebracht door drukkerij
Gebrs. van Aelst, O.L. Vrouwekade 10-11 Maastricht.
Foto:Mestreechter Steerke, tekeningen: Internet, |