Hier Us Dörp

(Ons Dorp Heer)

 

Hier, menier:

Ik ben nu bezig aan mijn 27ste levensjaar in Heer, ik heb veel zien veranderen in het dorp(je) naast/voor/achter Maastricht, natuurlijk niet zoveel als de (nog) oudere onder ons. Heer heeft mijn inziens  alles, van 24 uur service Apotheek, tot aan  winkelcentrum en van cafe’s tot aan kapsalon voor hond en mens. Op dit moment herbergt Heer gelukkig nog veel verenigingen.  Zelfs tot 1970 had men in Heer een eigen bioscoop HEBIOS (Heerder-Bioscoop 1939-1970) genaamd. Alles wat je echt nodig hebt en minder nodig hebt  vindt je in ons dorp. Heer wordt nog vaak ‘dorp’ genoemd en dat zal waarschijnlijk ook zo blijven, Heer is op zichzelf en heeft (vindt men) niets met Maastricht, Dat Maastricht zo nodig Heer moest inlijven (Anexeren in 1970) vonden veel mensen  jammer, in menig paspoort van Heerdenaren ( geboren voor 1970) staat als geboorteplaats nog Heer vermeld. Heerdenaren voelen zich ook geen Maastrichtenaren en hebben zelfs een eigen dialect.

Veel mensen van Heer zullen ook niet aan de andere kant van de brug gaan wonen. Zoals in vele dorpen kende  iedereen  elkaar en als dat niet zo was dan klonk het 'Harie vaan Marie vaan Oonder de Kerrek', en iedereen wist dan wie je bedoelde, nu is dat helaas anders. Iedereen heeft zijn eigen leven en heeft  bijna geen tijd voor andere.  Gelukkig zijn er ook uitzonderingen, in Heer is er ieder jaar een processie, de bewoners van de straten slaan dan hun handen ineen en versieren de straten met kruisjes, vlaggen, slingers en bloemen. Dus het leeft nog wel !

Zelfs een park (aan de Concordiastraat) met een ietwat beschamend fontein (het water komt uit een ring dat geplaatst is om de fontein. Wegkruizen, Oorlogsmonumenten, Wandelpaden, scholen voor klein en groot, speeltuinen, hotels, restaurantjes en cafés (rond 1960 meer dan 30) zijn veelal vertegenwoordigd in ons Heer. Conclusie Heer is zo slecht nog niet.

Geschiedenis:

De oorsprong van Heer is in het duister gehuld. De naam Heer betekent 'zandige heuvelrug'. Deze betekenis is ook o.a. terug te vinden in de naam Borgharen. De naam Heer wordt al vermeld in 1202 (Here).

Tot de Franse tijd was Heer een van de schepenbanken van het St. Servaas-kapittel. De eerste kerk dateert waarschijnlijk uit de vroege Middeleeuwen. In 1786 werd besloten de oude, bouwvallige kerk af te breken en te vervangen door een nieuw ontwerp van de Maastrichtse stadsbouwmeester Matthias Soiron. De toren van de oude kerk uit de tiende eeuw bleef gehandhaafd. In 1890 moest deze toren gerestaureerd worden, maar tijdens funderingswerkzaamheden stortte hij alsnog in. De 18e eeuwse kerk werd in 1905 vervangen door het huidige gebouw.

Heer was tot 1828 onderdeel van de gemeente Heer en Keer, samen met het dorp Keer. Daarna was Heer tot 1 juli 1970 een zelfstandige gemeente. De vroegere gemeente Heer omvatte het huidige Heer, plus de wijk Scharn en verder delen van de nieuwbouwwijken EyldergaardVroendaal en De Heeg. Tegen de indeling bij Maastricht zijn eind jaren zestig tevergeefs acties gevoerd ("Hier blijf Hier"). Uiteindelijk waren er in 1969  maar twee politieke partijen in de Tweede Kamer die tegen deze herindeling stemden. Dit waren de Boerenpartij van Boer Koekoek en D66. De Boerenpartij wilde wachten met deze herindeling tot deze indeling plaatsvond in de gehele regio Zuid Limburg. D66 was gewoon tegen deze grootschalige aanpak. Kamerbreed werd toen de uitdrukkelijke wens uitgesproken dat de gemeente Maastricht er zorg voor zou dragen dat de randgemeenten "behoorlijk aan hun trekken zouden komen". In diezelfde kamer werd de hoop uitgesproken dat het algemene belang van deze annexatie voor  Groot - Maastricht  door de toekomstige generaties van de randgemeenten ook als hun belang werd gezien.

Bij het afscheid op 1 juli 1970 sprak de voorzitter van de toenmalige gemeenteraad, de heer Mr. L.J.M. Corten, burgemeester van Heer, de wens uit dat het van het grootste belang was om snel te starten met een buurtraad. Immers, het vele goede van de voormalige gemeente Heer mocht niet verloren gaan. 

Voorzieningen & Verenigingsleven:

Heer kent een groot aantal voorzieningen. Zo zijn er diverse scholen voor basis- en middelbaar onderwijs, sportaccommodaties, een winkelcentrum en meerdere horecavoorzieningen. Rond 1960 telde Heer nog meer dan 30 cafés, maar de meeste daarvan zijn in de loop der tijd gesloten. Verder staat er een grote Rooms Katholieke Kerk, Sint Petrus-Banden, genoemd naar de  patroonheilige van de wijk.

De Voetbalclub werd in maart 1925 opgericht als 'Concordia' in 1927 werd de naam veranderd in RKSV Heer.  Minimaal vier ex-spelers van die club, Francois Herben, spitsspeler Nico Mares, linksback Gerrie Schrijnemakers en Maurice Hofman speelden ook voor MVV en Fortuna Sittard. Ook Mark Luijpers, later speler bij Roda JC heeft in zijn jeugd bij RKSV Heer gevoetbald.

Heer heeft een uitgebreid en gevarieerd eigen verenigingsleven met zeer veel vrijwilligers, waaronder maar liefst twee harmonieën. Ook heeft Heer haar eigen Carnavalsvereniging, CV de Sjraveleirs (Een Sjraveleir kan worden omschreven als iemand die als het ware op een slof en een oude schoen door het leven gaat. Vandaar het logo van de vereniging: een oude schoen, die dringend aan reparatie toe is). Hier genaamd, opgericht op 11 november 1966.

Koninklijke Harmonie Heer 1851:

In het uiterste hoekje van ons geliefd Limburg ligt ons dorp Heer met ca 4000 inwoners. Mogen wij als Heerdenaren niet met trotsch neerzien op onze alom bekende en zoo geroemde en hoogstbekroonde Harmonie met haar zestig tal Leden, opgericht in het jaar 1851, door onze hoogst vooraanstaande en geëerde familie's van Heer. Hier mogen wij wel even bij stilstaan  en een Eere saluut brengen aan de families Duquesne, Defresne, Roebroek, Kicken die de schoonen taak op zich namen de Stichting van de 'Harmonie van Heer'. Uit de officiële feestgids van 1926 tbv het 75 jarig bestaan.

Harmonie Heer Vooruit 1906:

Exacte wetenschap over de oprichting van de Harmonie in 1906 bestaat niet. Twee verhalen doen de ronde; beide hebben onvrede als thema waaruit een nieuwe vereniging ontstond. Op 1 maart 1906 vond de oprichting plaats van de nieuwe harmonie. Tot op de dag van vandaag wordt in de volksmond nog gesproken over de "Nuij vaan Hier", ondanks de ruim 100 jaren die de harmonie inmiddels bestaat.
De hoofdonderwijzer van school, dhr. Winandus Wolfs, was de eerste voorzitter en dhr. Jos Kicken werd de eerste dirigent. Als verenigingslokaal deed het café met zaal gelegen aan de Oude Kerkstraat dienst. Al op 23 maart 1906 presenteerde het korps zich door de H. Mis op te luisteren. Dit werd gevolgd door aanschaf van nieuwe instrumenten en een subsidieaanvraag bij de toenmalige gemeente Heer, die uiteindelijk werd gehonoreerd.

Dialect:

Heer heeft zijn eigen dialect, dat op sommige punten wezenlijk afwijkt van het Maastrichts. Bovendien loopt dwars door Heer de zogeheten Panningerlinie, die Heer opsplitst in twee delen. Het ene deel spreekt bepaalde woorden langgerekt uit ("laank"), terwijl de oostkant de neiging heeft om die woorden minder te rekken ("lank"). Ook is er verschil in de uitspraak van de woorden "wie" en "die"; aan de ene kant is het "weej"' en '"deej"', aan de andere kant van de linie "wae" en "dae". Dit vindt ook bij werkwoorden plaats. Iets soortgelijks doet zich voor bij de uitspraak van de "aa"-klank; aan de ene kant is het 'verplaots', aan de andere kant "verplaatsj". Toch zal het zeker niet moeilijk zijn om Heers te kunnen verstaan indien men Maastrichts verstaat. De laatste jaren begint deze tweedeling echter iets te vervagen, nu de invloed van het Maastrichts steeds groter wordt. Met name onder de jonge generatie is dit steeds moeilijker te vinden. Ook de "import" uit Maastricht door de nieuwbouwwijken - voor zover het import te noemen is - zorgt hiervoor. Dit wil niet zeggen dat het Heers aan het verdwijnen is, het is echter wel zeker zo dat procentueel gezien steeds minder mensen Heers praten. In Maastricht wordt Heers vaak herkend door het vele gebruik van de "sj", waar in het Maastrichts de gewone "s" gebruikt wordt. Feit is dat het Heer ondanks alles gelukt is om Heer te blijven en de verwachting is dat dit de komende jaren zeker ook zo zal blijven.

Noa Bove

Heerdenaren en Maastrichtenaren verstonden zich vroeger niet zo goed, menig robbertje werd er op de kermis uitgevochten.

De Maastrichtenaren 'plaagde' de Heerdenaren oa met het hieronder omschreven liedje, te vinden op de site van Tiny Feij .

 

In Hier dao is ’n hermenie

Die besteit mer oet ’ne maan of twie

Refrein: Fiederalala fiederalala fiederalalalala

In Hier dao is ’n foetbalklub

Die laam en stief ’t veld op krup

In Hier dao is ’ne polliesieagent

Dee loert de kinder op hun zóndagssent

In Hier dao is ’ne groete weeg

Dee liekent väöl op ’ne boeteweeg

In Hier dao is ’ne Hebios

Dao zitte alle steulkes los

In Hier dao is ’nen herdershónd

Dee löp dao in zien bloete kónt

In Hier dao is ’ne Gemeinteraod

Dee späölt mèt huive oppe straot  

Rooms-katholieke kerk, Sint Petrus-Banden, genoemd naar de patroonheilige van de wijk.

De eerste kerk (vóór 1292 tot 1788)

Wanneer de eerste kerk te Heer gebouwd werd, is niet te achterhalen. Heer moet al erg vroeg een eigen kerkgebouw hebben gehad. In 1292 erkent de pastoor van Heer, Udo van Colmont, dat het St. Servaas-kapittel er de tienden trok "sinds onheuglijke tijden". Dat is een bewijs van zeer hoge ouderdom van de kerk. Het feit zou verder aangevoerd kunnen worden, dat er nog bestaande fragmenten van de toren van de oude kerk zijn in visgraat-metselwerk dat van Romeinse oorsprong is. Aangenomen mag worden dat dit lang vóór 1292 was.
Dit oude kerkgebouw was een pré-romaanse kerk. Zij bestond uit een schip met een smal rondgesloten koor en een vermoedelijk latere zuidbeuk. De kerk was gericht op het oosten.
In 1613 was de toestand van de kerk nog altijd niet goed. Het plafond ontbrak, de ingang van de kerk moest gerepareerd worden, de kap van de toren ontbrak.
In de aantekeningen van de toenmalige pastoor Egidius Rutten, wordt meermalen melding gemaakt van herstelwerkzaamheden aan de kerk.
In de kerkrekening van 1613 komt dan ook een post van 3 gulden en 10 stuivers voor in de uitgaven. Deze uitgave was besteed aan bier voor degenen die stenen hadden gehaald voor de kerk.

Op 28 februari 1662 woedde er zo'n hevige storm dat de toren dreigde om te vallen, waardoor een grote schade aan het leien dak toegebracht zou kunnen worden.

Nog in 't zelfde jaar liet pastoor Rutten de haan op de toren herstellen en voorzien van een koperen staart, die toen drie gulden kostte.

Het 213 pond wegende kruis op de toren was door het geweld van de wind scheef gegaan. Bij het onderzoek bleek, dat er verschillende ijzeren bouten aan de torenspits ontbraken. Daarom maakte de smid 5 a 6 nieuwe bouten, elk van een pond ijzer, waarmee de spits weer werd vastgezet. De werklieden werkten toen gratis en ontvingen slechts wat bier als beloning.

Een merkwaardige beslissing namen de inwoners van Heer op het voogdgeding van 22 januari 1705. Het portaal van de kerk was n.l. bouwvallig en daarom besloten de ingezetenen een nieuw te laten bouwen. Om deze onkosten te dekken, moesten deze ingezetenen van Heer toch iets afstaan, dat was de kaars die de pastoor op Maria Lichtmis aan hen schonk.

Op 10 juni 1752 besloot het kapittel de kerk van Heer te onderzoeken. Er moest weer hersteld worden, want nu dreigde de sacristie in te vallen. Omdat deze oude kerk van Heer bouwvallig was, schijnt het kapittel nog overdacht te hebben om ze geheel te laten herstellen. Uit dit alles kan men de gevolgtrekking maken, dat de kerk niet meer in goede staat verkeerde.

Een nieuwe kerk was noodzakelijk.

De tweede kerk (van 1788 tot 1905)

Er kwam een nieuwe kerk en wel in de jaren 1788 -1789.

Dus dat was volgens de gegevens de tweede kerk van Heer en deze werd gebouwd onder het pastoraat van Joannes Lambertus Dolmans. Dit blijkt uit het plan dat de toenmalige Stadsbouwmeester uit Maastricht M. Soiron op 13 oktober 1786 als voorlopig plan bij het kapittel indiende voor een kruiskerk te Heer. Men vroeg hem toen om een plan met bestek te maken. Deze nieuwe kerk kwam in een andere richting te liggen n.l. Zuid -Noord georiënteerd.

De toren van de oude kerk bleef staan en is bij de nieuwbouw benut.

De kerk bestond verder uit het koor, het schip en de sacristie. Deze laatste lag in het verlengde van het koor en was 11 voet lang en 13 voet breed. Het koor dat binnen halfrond was, had twee platte schuine zijden en was 29 voet lang en 22½ voet breed.

Het had op de begane grond twee ramen aan weerszijde. De ingang vanuit de sacristie lag achter het hoofdaltaar. Het schip was 66 voet lang en 36 voet breed en op de begane grond voorzien van 3 ramen aan elke lange zijde. De kerk was, volgens een mededeling op het plan, berekend op 600 communicanten.

Bij de bouw van de tweede kerk werd er weer een beroep gedaan op de ingezetenen van Heer voor het aanvoeren van materialen. Onder andere mergelblokken en Naamse steen. Het hout kwam uit het Gronsvelderbos. Leien kwamen uit België en werden tegelijk met kalk aan de Maas afgehaald. De kepers en balken waarop de dakstoel rustte, vloerstenen, e.d. werd door de boeren van Heer voor een habbe kras gehaald. Als enig loon werd een drinkgeld gegeven van vijf of tien stuivers per vracht.

De aannemer van het bouwwerk was J. Renette, aan wie op diverse tijdstippen tussen 14 juni 1788 en 12 oktober 1789 in totaal ca. 16.300 gulden werd uitbetaald. De smid, M. Verlain, leverde in die periode voor 60 gulden en 6 stuivers aan ijzerwerk.

In die tijd tussen de afbraak van de oude - en het in gebruik nemen van de nieuwe kerk, zijn de H. Diensten gehouden in een schuur van Joannes Aerts.

In 1890 moest de toren uit de tiende eeuw gerestaureerd worden, de kerk was toen nog in gebruik. Dat gebeurde onder het pastoorschap van Joannes Hubertus Timmermans.
Terwijl de bouwmeester Jos Kerckhoffs op 16 augustus 1890 met het herstellen van de fundamenten bezig was, stortte de oude toren in. Gelukkig deden zich geen ongelukken voor en bleven de drie klokken behouden.

De geschiedenis van de derde kerk (van 1905 tot heden)

In het begin van de vorige eeuw moest een grotere kerk de plaats gaan innemen van het bescheiden Godshuis, dat reeds lang te klein werd voor de sterk aangegroeide parochie. Deze bestond rond 1900 uit 1247 mannen, 1244 vrouwen en ongeveer 1300 communicanten.

Pastoor J.M.A. de Wever kreeg de taak om een nieuwe kerk te bouwen. Op 13 september 1903 werd officieel de eerste steen gelegd en op 16 april 1905 kon de kerk feestelijk worden ingewijd.
Bij gelegenheid van de eerste-steenlegging werd een lied gecomponeerd; de melodie en de naam van de componist zijn onbekend. De tekst kunt u echter lezen als u
>HIER< klikt.

Architect was Caspar Franssen uit Roermond en aannemer J. Schenk uit Maastricht bouwde de kerk voor 60.000 gulden.

Gebouwd in een eenvoudige Romaanse stijl is de kerk een gewelfde basiliek met haar beuken en dwarsbalken, terwijl de zijbeuken langs het koor verlengd zijn endestijds bestemd waren voor kinderplaatsen. De zijbeuken zijn door afwisselende rijen van granieten zuilen en bakstenen pijlers van de hoofdbeuk gescheiden. Het koor evenals de verlengde zijbeuken langs het koor, eindigen in halfcirkelvormige apsissen waarin de drie altaren geplaatst konden worden.

De verdeling van de beuken heeft plaats in nagenoeg vierkante gewelfsvelden en wel zodanig dat telkens twee gewelfsvelden van de zijbeuken aan één gewelfsveld van de hoofdbeuk beantwoordde.
Deze gewelfsvelden zijn met kruisgewelven gesloten. Aan de verlengde zijbeuken bevindt zich aan de zuidzijde een goed ingerichte - ruime - dubbele sacristie met verdieping. Aan de noordzijde is een bergplaats. De voorgevel van de kerk is geflankeerd door twee flinke torens terwijl drie dubbele deuren in de voorgevel en een enkele in de dwarsbeuk toegang geven tot de kerk.

De tympaan van de middendeur in de voorgevel is versierd met het kruis en de ALPHA en OMEGA; de tympaan van de andere twee deuren zijn slechts versierd met eenvoudige rozetten. Het geheel maakt een stille - rustige - en stemmige indruk.

Aan een van de torens sluit zich de voormalige doopkapel aan (nu Maria-kapel), terwijl in de middenbeuk. tussen de torens het zangkoor is aangebracht.

1968 - 1969: Vernieuwing kerkinterieur
Onder pastoor Wiertz, bijna 65 jaar na de kerkwijding van 1905, werd het interieur van de kerk vernieuwd. Het verkeer dat langs de kerk raasde in de drukke Dorpstraat was een grote vijand gebleken van de Heerder parochiekerk. Er kwamen namelijk duidelijk ernstige gebreken aan deze majestueuze tempel.
Bij de verdere inrichting van de kerk werd er vanuit gegaan - geheel in de geest van de tijd - dat de kerk feestelijk en helder moet zijn. De sombere aanblik werd helder wit, zelfs zó dat de glas-in-lood ramen meer tot hun recht kwamen.
De kerk moest sober en waar zijn. Alles wat niet functioneel was en toch zijn waarde had, werd veranderd en in een moderne vorm aangebracht, o.a. het altaar en het sacraments-altaar.
Het priesterkoor werd een grote ruimte, bijzonder geschikt voor de vernieuwde liturgische viering.
In het weekend van 22-23 februari 1969 werd de herstelde kerk in gebruik genomen.

Recente werkzaamheden aan de kerk
De glas-in-lood-ramen werden in de loop der jaren niet alleen vuil, maar begonnen ook kieren te vertonen ten gevolge van slijtage van het lood door weersomstandigheden.
In de periode van december 1999 tot april 2001 zijn alle ramen gerestaureerd door een gerenommeerd Brabants glasbedrijf.
Van september 2004 tot juli 2005 zijn onder andere de dakconstructie van de gehele kerk en de tussenvloeren van de torens grondig onder handen genomen in het kader van een tienjarig onderhoudsplan.

Noa Bove

Kloosterkapel Opveld

De kapel van het Klooster Opveld is een bijzonder bouwwerk van de vroeg gestorven architect Theo van Kan uit 1910.

architect: Kantoor van Theophile

Kunstenaar Gebr. Den Rooijen

KLOOSTER met KLOOSTERGANG en neo-romaanse KLOOSTERKAPEL, 1910, onderdeel van het kloostercomplex van de R.K. Zusters van de Voorzienigheid.

Gebouwd door aannemer G. Heuts naar een ontwerp van architect Theophile van Kan te Heerlen, in opdracht van kloosteroverste Zuster Marie-Léonard en de Generale oversten Zuster Marie-Julien en Zuster Marie-Henri. De terracottabeelden in ex- en interieur van klooster en kapel werden eveneens ontworpen en vervaardigd door architect Th. van Kan. De geplande kapeltoren is vanwege onvoorziene bouwkundige problemen nooit gerealiseerd. Het kloostergebouw aan de straatzijde is gesitueerd tussen de reeds van rijkswege beschermde 18e eeuwse kloostervleugel aan de oostzijde en het schoolgebouw uit 1903 aan de westzijde. Laatstgenoemd schoolgebouw is uitgesloten van bescherming.

KLOOSTER met KLOOSTERGANG op L-vormige plattegrond. Het KLOOSTER telt twee bouwlagen, alsmede een souterrain en een zolderverdieping. Het geheel wordt gedekt door een zadeldak met muldenpannen en bakgoten. Een voor- en achtergevelrisaliet onder insteekkap markeert de begrenzing met het oudere schoolgebouw en herbergt het kloostertrappenhuis. In de voorgevel van dit risaliet bevinden zich drie tweegewijs gekoppelde rondboogvensters.

De straatgevel van het klooster is volledig symmetrisch ingedeeld, heeft een geprofileerde plint en telt vijf vensterassen. De vensterassen worden onderling gescheiden door lisenen, de bouwlagen door een profiellijst. De middenas wordt bekroond door een topgevel met nis, waarin een H.Hartbeeld. In de eerste laag van de middenas een rechthoekige, dubbele houten deur met zwaar beslag, waarboven een vooruitspringend, verticaal ingedeeld bovenlicht met 24-ruits roedeverdeling. Twee bolornamenten aan weerszijden van de entree. Boven de entree een rondboogvormig, verticaal ingedeeld houten venster met 24-ruits roedeverdeling. In de flankerende vensterassen telkens twee rondboogvormige houten vensters met verticale indeling en 24-ruits roedeverdeling.

De achtergevel van het klooster telt eveneens vijf vensterassen, onderling gescheiden door lisenen. In de eerste laag drie rondboogvormige houten kozijnen met kleine roedeverdeling, waarin dubbele houten deuren, zijlichten en een aanzienlijk bovenlicht. Aan weerszijden van het kozijn in de middenas steunberen met een bekroning in de vorm van een terracotta-reliëf. De eerste en tweede laag worden onderling gescheiden door een dubbele bloktandlijst. In de tweede laag vier rondboogvormige, dubbele houten T-vensters met kleine roedeverdeling. Trapsgewijs terugspringende vensterlijsten.

De dubbele deuren van de eerste laag geven toegang tot een bordes. In de meest westelijke vensteras, naast het vooruitgerooide trappenhuis, een tweede risaliet onder insteekkap, die in de kloostergang plaats biedt voor een nis met beeld. Hierin een getrapt, rondboogvormig blind gevelveld en twee gekoppelde rondboogvensters. In het trappenhuisrisaliet twee rondboogvormige houten kozijnen met kleine roedeverdeling.

In het INTERIEUR van het klooster, waarvan de indeling nog grotendeels intact is, zijn met name het trappenhuis, de entreehal en de stuclambrizeringen van belang. De overgang tussen entreehal en kloostergang wordt gemarkeerd door een op twee kolommen met teerlingkapitelen rustende boog. Deze twee kolommen zijn identiek aan de betonbuizen van de kapelentree.

Dwars op de achtergevel, in het verlengde van de meest oostelijke vensteras en tegen de achtergevel van het 18e eeuwse kloosterdeel, een KLOOSTERGANG van één bouwlaag onder plat, die de verbinding vormt met de kloosterkapel. Deze kloostergang telt zes vensterassen, onderling gescheiden door steunberen met terracottareliëfs. Elke as heeft een rondboogvormig dubbel houten T-venster met kleine roedeverdeling. Het platte dak van de kloostergang wordt aan het oog onttrokken door een eenvoudige attiek.

De straatgevel van het klooster is geheel gepleisterd, voorzien van imitatievoegen, rondboogvormige geprofileerde gestucte vensterlijsten en hardstenen dorpels. De achtergevel van het klooster is opgetrokken in gesausde baksteen, gemetseld in kruisverband. De kloostergang is wederom gepleisterd en voorzien van imitatievoegen.

In het verlengde van de kloostergang bevindt zich de KLOOSTERKAPEL met kruisvormige plattegrond, korte kruisarmen, absis en kooromgang. Schip en kruisarmen voorzien van zadeldaken, verhoogd kruispunt met schilddak en pionnen, in de oksel van kooromgang en kruisarmen entreepartijen onder lessenaarsdaken. Alle daken gedekt met shingels, houten bakgoten op klossen, voorzien van rosetten. 

Monumentale entreepartij in de vorm van een triomfboog waarbij de onderbouw bestaat uit tweemaal vijf zuilen (betonbuizen) met kapitelen in siermetselwerk, waarboven twee beelden in terra cotta. Verdiept in de entree een 300 kg zware dubbele houten hoofdtoegangsdeur, voorzien van een gietijzeren beslag en vervaardigd door Richard Bogman. Boven de entreeboog bevindt zich een bordes, aan weerszijden geflankeerd door in topgevels uitlopende risalieten, die de aanwezigheid van zijbeuken suggereren. Boven het bordes, centraal in de topgevel van het schip, een terracottareliëf van O.L.Vrouw.

Het schip van de kerk heeft aan elke zijde vier vensterassen, elk voorzien van een rondboogvormig stalen vensters met glas-in-lood, van elkaar gescheiden door steunberen met terracottabeelden. Kruisarmen elk voorzien van twee steunberen en deuren in rondboogvormige getrapte lijsten. Boven de sacristiedeuren twee roosvensters met vierpas. Kooromgang met vijf ronde vensters, van elkaar gescheiden door steunberen. Absis met vijf rondboogvormige stalen vensters en terracottareliafs in de kapitelen van de lisenen.

De gevels zijn opgetrokken in ter plekke gebakken veldovensteen en gemetseld in een grote variatie van verbanden, hetgeen de buitengevels een zeer expressieve werking geeft. Geprofileerde plint met zgn. misbaksels. Verdiepte venster en deurlijsten in gele en rode veldovensteen. Gevellijsten met bloktanddecoraties en metselmozaïek.

Kroonlijsten met rondboogfriezen, meerkleurige geprofileerde strekken en bloktanddecoraties. Bloktanddecoraties en rondboogfriezen in de topgevels van de transepten, de scheimuur van de absis en de topgevels uitlopende voorportaal.

INTERIEUR opgebouwd uit 45/25 mergelblokken, gedolven in een groeve in de directe omgeving van de bouwplaats, betonnen zuilen. Sobere ornamentiek, beperkt tot het gebruik van lijstkapitelen en bloktanddecoraties. Tongewelven met ribben, verhoogd schelpgewelf in het koor. Blauwe vloertegels, met ingelegd carrémotief van zilvergrijze tegels, het geheel omgeven door lijst van zwarte tegels. In het interieur zijn ondermeer van belang: het altaar in ongepolijste Longchamps natuursteen en marmer, in 1952 vervaardigd door de Tilburgse edelsmid Hamers; het glas-in-lood van de vijf ronde vensters in de kooromgang, van de vijf absisramen daarboven, van de ronde vensters boven het O.L. Vrouwaltaar en het St.Jozefaltaar, van de roosvensters in de kruisarmen, in 1930 vervaardigd door Jean den Rooyen uit Roermond.

Schilderingen boven het altaar van H. Loontjens te Maastricht, 1958. Kapelbanken op vlonders uit periode 1914-1918, vervaardigd door Belgische oorlogsvluchtelingen. Biechtstoel, ca. 1915.

Foto's van Opveld kun je vinden door te klikken op de camera:

Wei neet aan ’t Vloot gedroonke heit.....................

6 mrt 2010, door Pjierke op Hyves gezet:

“Wei neet aan ’t Vloot gedroonke heit , is gein Hierder keend. . . . .” En al waor iech dan gebore oet 'n echte Hierder mojer, iech veulde miech nog gaaroet gein echt Hierder keend, want oet ’t “aörke” haw iech nog altied neet gedroonke.

Zoe greujde iech op, midde in mie geboortedörrep, aon de Akersjteiweeg, zoonder miech dao noo gans op me gemaak te veule en mie es èns besjpraok iech dat probleem met de jonges vaan miene lijftied. Miene vajer zag: “de Witte heit ouch aan ’t Vloot gedroonke, op den daag datter twellef jaor woord”. En heer deeg het ganse verhaol es wiejer ’t van ziene pa gehuurd haw. En het zow pas geldig zien es ’t volgens è bepaald ritteweel ging, mé wat dat noo eigelèk te beteikene haw, wisser ouch neet sjus.
Totdat de “Kromme” alles oet de deukskes deeg door te zeigke dat dat get mèt plechtig te make haw en datste daan ene blommekraans op dene kop moos zette en de geziech moos insjmeire mèt veersje sjtroont van ’n echte Hierder kooj. En heer zag nog debee datter zeker vief getuige bee mooste zien um te kenne konstatere of alles ouch volges de regels gegaange waor.
Dat zow waal ‘ns erreg plezeerig kènne weure.
Wei zow zoe get wèlle misse?

Op mene twellefde verjaordaag ging iech dus ouch in gezèlsjap van m’n vief beste vrun nao ’t Brook öm te voldoen aan die oongesjreve wet; ’n kondisie um es volweirdig Hierdeneir aangenome te weure. Drentelenteire ginge v’r ’t sjtraotsje langs Velthuyse aaf, onder de Keirek door, langs de Kleutersjaol en ‘t Pleinsje, euver de “Was” nao ’t Vloot. Ierlek gezag kneep iech ‘t hem è bitsje; neet dat iech bang waor, mè zoe mèr van de sjpanning.
Aangekome op de plek boe ’t moos gebuire, höb iech miech iersj ’n veersje kooijflat moote oetzeuke en die waore dao genoog want de flattere waore nog neet gesjpreijd. Wie iech miech dao mèt ingesjmeird haw, krowde de aandere get pisblomme beeëin, boe ze ene krans van maakde dei ze miech op mene kop plaande. Toen moos iech miech op m’n kneeje laote zakke um oet ’t Vloot te drinke en sjus wie iech mene moond aan ’t water wow zette , gaof de Witte miech ene flinken duij, boe door iech inèns met kleijer en de gaanse santekraom tössje de waterplante toemelde. Hoostend en sjpetterend kaom iech bove; haw iech dao effekes ene gootsj water bènne gekrege! Wie iech me geziech aafgeveig haw, loerde iech ‘ns roontelum en zaog m’n vrun, toch è bitsje gesjrokke, plezeerig verwoonderd nao miech sjtoon te loere es of iech Neptunus waor dei in ’t Vloot waor terech gekome.

Langsem kroop iech rech. ’t Waor gebuird; miech koos niks mie euverkome. Noo waor iech ouch ’n ech “Hierder keend”. Zoe sjtong iech dao tot aan m’n kneeje in ’t water en loerde rech veur miech oet. Dit waor è belangriek memint. Iech sjtaok mene rechtererrem in de loch en zag plechtig en euvertuigend “Hier iech höb tiech leef, Hier iech bleif tiech trow” en de aandere zagte ’t miech nao esof ze hun doupbelofte hernuijde.......

In Heer bevinden zich een aantal kastelen en herenboerderijen. Het kasteel De Burght is een van oorsprong 14e eeuwse donjon, maar is in zijn huidige vorm grotendeels 18e eeuws. Het Huis Eyl is een 16e-18e eeuws buitenhuis met tuinen.   Heer bestaat voornamelijk uit laagbouwwoningen. Een deel daarvan, waaronder een aantal fraaie hoeves, bevindt zich in de oude dorpskern. Vanaf de jaren zestig verrezen er kleinschalige nieuwbouwwijkjes rondom de dorpskern, met name aan de oostkant. Een van die wijkjes, enigszins geïsoleerd aan de zuidkant, werd in 1961 speciaal gebouwd voor Zuid-Molukkers. In de jaren negentig werd ten zuiden van het Huis Eyl de wijk Eyldergaard gebouwd. Zie ook elders op deze site Huis Eyll.

De Burght Heer: zie ook elders op de site: Kastelen in en om Maastricht

Op de Burghstraat 5 te Heer (Maastricht) staat 'de Burght', deze stamt oorspronkelijk uit de elfde eeuw

De eerste burcht zou in 1408 verwoest zijn, doch deze moet spoedig daarna weer zijn opgebouwd, daar in 1439 de hertog van Brabant, en in 1454 de bisschop van Luik toestemming verleende aan het kapittel van St.Servaes, gevangen over hun grondgebied naar de burcht in Geer te vervoeren. Het kapittel gebruikte het huis toen als gevangenis. In 1489 werd in de Raad van Maastricht het voorstel gedaan om het 'Huis te Heer' te slechten, zodat eventuele vijanden geen mogelijkheid zouden hebben de burcht te bezetten om zo een uitvalsbasis te vormen.  Of deze slechting oit plaatsgevonden heeft is niet bekend. Het is ook niet zeker of men met het 'Huis te Heer' de Burght bedoelde. Hoe het kasteel er vroeger uit heeft gezien is niet bekend, maar men gaat ervan uit dat het altijd een alleenstaande woontoren is geweest. In 1681 en 1684 zijn er herstellingen uitgevoerd, en opnieuw in 1712. In 1756 was het gebouw behoorlijk vervallen, en men besloot tot reparatie. In 1779 en in 1783 volgden er weer reparaties aan o.a. deuren en vloeren. Naar men aanneemt werd het huis in 1794 gesloopt, op de kelderverdieping na. In 1857 werden de binnenmuren weggekapt om meer ruimte verkrijgen. Later werden er ook vier hoektorentjes aangebracht, die inmiddels ook weer zijn verdwenen. Tezelfdertijd werd het dak vervangen door een mansardekap met kapellen en een topgeveltje boven de ingang.

Het huis werd waarschijnlijk gesticht door de adellijke familie De Here of Van Heer. De eerste vermelding van daadwerkelijke bewoning stamt uit 1509, toen kanunnik Johan Rethens een huurcontract aanging voor negen jaar, met de bepaling dat het open huis zou blijven voor de deken van het kapittel. Kanunnik Engelbertus van Heemstede werd huurder in 15(?), als opvolger van kanunnik Nicolaas van Dijk. Vervolgens kwamen de kanunniken Ludovicus de Schantrans en Theobaldus van Nijnatten.

Toen tijdens de Tachtigjarige Oorlog het gebouw door brand beschadigd werd, kreeg de laatste kwijtschelding van huur tot de schade hersteld was. In 1582 kreeg de proost Engelbertus Boonen de beschikking over het huis en in 1652 deken Wynand a Gelria. Een groot aantal kanunniken volgden als bewoner, tot het huis door de Fransen in beslag werd genomen. Jean François Bachelier werd toen eigenaar, maar verkocht het huis later door aan Frans de Backer uit Mechelen, die er tot 1857 woonde. Toen werd A.H. Becker eigenaar, die verschillende wijzingen doorvoerde. Zijn zoon Gerard bewoonde de Burght na hem, maar toen ging het gebouw weer in verschillende handen over, totdat J. Raemaekers uit Maastricht het kocht en er het Internaat voor Sociale Jeugdzorg in vestigde.

 In 1963 werd het huis eigendom van A.J. Leufkens uit Maastricht. In de kelders is nu een bistro gevestigd, in het gebouw zelf zijn kantoren.

Zie voor meer info en het verhaal elders op deze

 website onder 'beelden'

Oorlogsmonumenten:

Verder zijn er veel oorlogsmonumenten te vinden in Heer, op het Verzetstraat, Raadhuisplein, Dorpstraat, bij het bos bij Huize St.Joseph, zelfs een raketwerper die de Duitsers achterlieten tijden het terugtrekken op de akersteenweg wilt dhr. Houben weer in ere herstellen en terug halen naar Heer. Het kanon valt formeel onder de Wet wapens en munitie. De gemeente probeert allereerst in overleg met de politie een oplossing te vinden. Omdat de gemeente geen wapenvergunning heeft, wordt het kanon beheerd door de Vereniging Historische Artillerie Maastricht (VHAM). De politie houdt toezicht op de vergunning van de VHAM. De politie liet eerder weten dat de wet- en regelgeving rondom wapens strikt nageleefd moet worden. Alleen met een ontheffing op de wapenvergunning van het ministerie van Justitie zou Püppchen alsnog tentoongesteld kunnen worden. Mocht het overleg met de politie niets opleveren, dan overweegt de gemeente een dergelijke ontheffing bij Justitie aan te vragen. Waarom Püppchen niet geregistreerd staat als museumstuk maar als wapen, blijft onduidelijk. Het wapen is onbruikbaar. De loop is op aanwijzingen van de politie dichtgelast. De Raketenpanzerbüchse 43 werd door de terugtrekkende Duitsers in de Tweede Wereldoorlog achtergelaten in Heer. Bij de annexatie door Maastricht in 1970 ‘erfde’ de gemeente het kanon. Het stond ongeveer 25 jaar in het plantsoen van de kazerne van de Marechaussee aan de Scharnerweg. Daarna stond het tot 1995 bij de Tapijnkazerne. Toen de Tapijnkazerne dicht ging, moest een oplossing gezocht worden voor Püppchen en werd ze in beheer van de VHAM gegeven.Het 'Púpchen' staat nu te verkommeren in de kazematten aan de Cabergerweg, waar ook deze foto is genomen.

Ontstaan van Heer

Schouten / Schepenen / Burgemeesters

Heer op het Internet

Noa Bove

Het extra vermelden waard, 'Iech bin vaan Hier', de populaire facebook pagina onder Heerdenaren in en buiten Heer

(men moet wel zijn ingelogd)

Bron, Wikipedia, Maastricht Online, Tiny Feij, Reliwiki Zicht Op Maastricht, Buurtplatform Heer, Wigo Site. Foto's Mestreechtersteerke, kon.Harmonie, Mevr. Schurgers en het net.

Noot van MestreechterSteerke: Ik haal en krijg veel foto's van het internet hierdoor weet ik niet altijd of er © copyright opzit,

of dat deze vrij te gebruiken zijn, dus als je een foto tegenkomt waar je denkt dat deze er niet hoort te staan, mail me dan even. Opmerkingen, suggestie en ideeën zijn altijd welkom en kunnen in het 'gastebook' achtergelaten worden.

 

Aonvaank