Rooms-katholieke kerk,
Sint Petrus-Banden, genoemd naar de
patroonheilige van de wijk.
De eerste kerk (vóór 1292 tot 1788)
Wanneer de eerste kerk te Heer gebouwd werd, is niet
te achterhalen. Heer moet al erg vroeg een eigen kerkgebouw hebben
gehad. In 1292 erkent de pastoor van Heer, Udo van Colmont, dat het
St. Servaas-kapittel er de tienden trok "sinds onheuglijke tijden".
Dat is een bewijs van zeer hoge ouderdom van de kerk. Het feit zou
verder aangevoerd kunnen worden, dat er nog bestaande fragmenten van
de toren van de oude kerk zijn in visgraat-metselwerk dat van
Romeinse oorsprong is. Aangenomen mag worden dat dit lang vóór 1292
was.
Dit oude kerkgebouw was een pré-romaanse kerk. Zij bestond uit een
schip met een smal rondgesloten koor en een vermoedelijk latere
zuidbeuk. De kerk was gericht op het oosten.
In 1613 was de toestand van de kerk nog altijd niet goed. Het
plafond ontbrak, de ingang van de kerk moest gerepareerd worden, de
kap van de toren ontbrak.
In de aantekeningen van de toenmalige pastoor Egidius Rutten, wordt
meermalen melding gemaakt van herstelwerkzaamheden aan de kerk.
In de kerkrekening van 1613 komt dan ook een post van 3 gulden en 10
stuivers voor in de uitgaven. Deze uitgave was besteed aan bier voor
degenen die stenen hadden gehaald voor de kerk.
Op
28 februari 1662 woedde er zo'n hevige storm dat de toren dreigde om
te vallen, waardoor een grote schade aan het leien dak toegebracht
zou kunnen worden.
Nog
in 't zelfde jaar liet pastoor Rutten de haan op de toren herstellen
en voorzien van een koperen staart, die toen drie gulden kostte.
Het
213 pond wegende kruis op de toren was door het geweld van de wind
scheef gegaan. Bij het onderzoek bleek, dat er verschillende ijzeren
bouten aan de torenspits ontbraken. Daarom maakte de smid 5 a 6
nieuwe bouten, elk van een pond ijzer, waarmee de spits weer werd
vastgezet. De werklieden werkten toen gratis en ontvingen slechts
wat bier als beloning.
Een
merkwaardige beslissing namen de inwoners van Heer op het
voogdgeding van 22 januari 1705. Het portaal van de kerk was n.l.
bouwvallig en daarom besloten de ingezetenen een nieuw te laten
bouwen. Om deze onkosten te dekken, moesten deze ingezetenen van
Heer toch iets afstaan, dat was de kaars die de pastoor op Maria
Lichtmis aan hen schonk.
Op
10 juni 1752 besloot het kapittel de kerk van Heer te onderzoeken.
Er moest weer hersteld worden, want nu dreigde de sacristie in te
vallen. Omdat deze oude kerk van Heer bouwvallig was, schijnt het
kapittel nog overdacht te hebben om ze geheel te laten herstellen.
Uit dit alles kan men de gevolgtrekking maken, dat de kerk niet meer
in goede staat verkeerde.
Een
nieuwe kerk was noodzakelijk.
De
tweede kerk (van 1788 tot 1905)
Er
kwam een nieuwe kerk en wel in de jaren 1788 -1789.
Dus
dat was volgens de gegevens de tweede kerk van Heer en deze werd
gebouwd onder het pastoraat van Joannes Lambertus Dolmans. Dit
blijkt uit het plan dat de toenmalige Stadsbouwmeester uit
Maastricht M. Soiron op 13 oktober 1786 als voorlopig plan bij het
kapittel indiende voor een kruiskerk te Heer. Men vroeg hem toen om
een plan met bestek te maken. Deze nieuwe kerk kwam in een andere
richting te liggen n.l. Zuid -Noord georiënteerd.
De
toren van de oude kerk bleef staan en is bij de nieuwbouw benut.
De
kerk bestond verder uit het koor, het schip en de sacristie. Deze
laatste lag in het verlengde van het koor en was 11 voet lang en 13
voet breed. Het koor dat binnen halfrond was, had twee platte
schuine zijden en was 29 voet lang en 22½ voet breed.
Het
had op de begane grond twee ramen aan weerszijde. De ingang vanuit
de sacristie lag achter het hoofdaltaar. Het schip was 66 voet lang
en 36 voet breed en op de begane grond voorzien van 3 ramen aan elke
lange zijde. De kerk was, volgens een mededeling op het plan,
berekend op 600 communicanten.
Bij
de bouw van de tweede kerk werd er weer een beroep gedaan op de
ingezetenen van Heer voor het aanvoeren van materialen. Onder andere
mergelblokken en Naamse steen. Het hout kwam uit het Gronsvelderbos.
Leien kwamen uit België en werden tegelijk met kalk aan de Maas
afgehaald. De kepers en balken waarop de dakstoel rustte,
vloerstenen, e.d. werd door de boeren van Heer voor een habbe kras
gehaald. Als enig loon werd een drinkgeld gegeven van vijf of tien
stuivers per vracht.
De
aannemer van het bouwwerk was J. Renette, aan wie op diverse
tijdstippen tussen 14 juni 1788 en 12 oktober 1789 in totaal ca.
16.300 gulden werd uitbetaald. De smid, M. Verlain, leverde in die
periode voor 60 gulden en 6 stuivers aan ijzerwerk.
In
die tijd tussen de afbraak van de oude - en het in gebruik nemen van
de nieuwe kerk, zijn de H. Diensten gehouden in een schuur van
Joannes Aerts.
In
1890 moest de toren uit de tiende eeuw gerestaureerd worden, de kerk
was toen nog in gebruik. Dat gebeurde onder het pastoorschap van
Joannes Hubertus Timmermans.
Terwijl de bouwmeester Jos Kerckhoffs op 16 augustus 1890 met het
herstellen van de fundamenten bezig was, stortte de oude toren in.
Gelukkig deden zich geen ongelukken voor en bleven de drie klokken
behouden.
De geschiedenis van de derde kerk (van
1905 tot heden)
In het begin van de vorige eeuw moest een grotere
kerk de plaats gaan innemen van het bescheiden Godshuis, dat reeds
lang te klein werd voor de sterk aangegroeide parochie. Deze bestond
rond 1900 uit 1247 mannen, 1244 vrouwen en ongeveer 1300
communicanten.
Pastoor J.M.A. de Wever kreeg de taak om een nieuwe
kerk te bouwen. Op 13 september 1903 werd officieel de eerste steen
gelegd en op 16 april 1905 kon de kerk feestelijk worden ingewijd.
Bij gelegenheid van de eerste-steenlegging werd een lied
gecomponeerd; de melodie en de naam van de componist zijn onbekend.
De tekst kunt u echter lezen als u
>HIER<
klikt.
Architect was Caspar Franssen uit Roermond en
aannemer J. Schenk uit Maastricht bouwde de kerk voor 60.000 gulden.
Gebouwd in een eenvoudige Romaanse stijl is de kerk
een gewelfde basiliek met haar beuken en dwarsbalken, terwijl de
zijbeuken langs het koor verlengd zijn endestijds bestemd waren voor
kinderplaatsen. De zijbeuken zijn door afwisselende rijen van
granieten zuilen en bakstenen pijlers van de hoofdbeuk gescheiden.
Het koor evenals de verlengde zijbeuken langs het koor, eindigen in
halfcirkelvormige apsissen waarin de drie altaren geplaatst konden
worden.
De verdeling van de beuken heeft plaats in nagenoeg
vierkante gewelfsvelden en wel zodanig dat telkens twee
gewelfsvelden van de zijbeuken aan één gewelfsveld van de hoofdbeuk
beantwoordde.
Deze gewelfsvelden zijn met kruisgewelven gesloten. Aan de verlengde
zijbeuken bevindt zich aan de zuidzijde een goed ingerichte - ruime
- dubbele sacristie met verdieping. Aan de noordzijde is een
bergplaats. De voorgevel van de kerk is geflankeerd door twee flinke
torens terwijl drie dubbele deuren in de voorgevel en een enkele in
de dwarsbeuk toegang geven tot de kerk.
De tympaan van de middendeur in de voorgevel is
versierd met het kruis en de ALPHA en OMEGA; de tympaan van de
andere twee deuren zijn slechts versierd met eenvoudige rozetten.
Het geheel maakt een stille - rustige - en stemmige indruk.
Aan een van de torens sluit zich de voormalige
doopkapel aan (nu Maria-kapel), terwijl in de middenbeuk. tussen de
torens het zangkoor is aangebracht.
1968 -
1969: Vernieuwing kerkinterieur
Onder pastoor Wiertz, bijna 65 jaar na de kerkwijding van 1905, werd
het interieur van de kerk vernieuwd. Het verkeer dat langs de kerk
raasde in de drukke Dorpstraat was een grote vijand gebleken van de
Heerder parochiekerk. Er kwamen namelijk duidelijk ernstige gebreken
aan deze majestueuze tempel.
Bij de verdere inrichting van de kerk werd er vanuit gegaan - geheel
in de geest van de tijd - dat de kerk feestelijk en helder moet
zijn. De sombere aanblik werd helder wit, zelfs zó dat de
glas-in-lood ramen meer tot hun recht kwamen.
De kerk moest sober en waar zijn. Alles wat niet functioneel was en
toch zijn waarde had, werd veranderd en in een moderne vorm
aangebracht, o.a. het altaar en het sacraments-altaar.
Het priesterkoor werd een grote ruimte, bijzonder geschikt voor de
vernieuwde liturgische viering.
In het weekend van 22-23 februari 1969 werd de herstelde kerk in
gebruik genomen.
Recente werkzaamheden aan de kerk
De glas-in-lood-ramen werden in de loop der jaren niet alleen vuil,
maar begonnen ook kieren te vertonen ten gevolge van slijtage van
het lood door weersomstandigheden.
In de periode van december 1999 tot april 2001 zijn alle ramen
gerestaureerd door een gerenommeerd Brabants glasbedrijf.
Van september 2004 tot juli 2005 zijn onder andere de dakconstructie
van de gehele kerk en de tussenvloeren van de torens grondig onder
handen genomen in het kader van een tienjarig onderhoudsplan.
Noa Bove |