Verraad van Maastricht

'Boerum 't Bastion De Dreij Douve noe De Vief Köp het !'

 

Het verraad van Maastricht 1638.

Waarom het Bastion de Drie Duiven nu De Vijf Koppen heet !

In het voorjaar van 1638 merkten de stadscommandant en zijn geheime politie, één van de taken van de Krijgsraad, dat een soldaat veel meer uitgaf dan eigenlijk met zijn soldij mogelijk was. Toen de Krijgsraad hem aan de tand voelde over zijn goede sier maken, bekende hij omgekocht te zijn om de stad in handen van de vijand, Spanje te spelen. Het koninklijk leger wilde Maastricht graag heroveren van de in 1632 verloren vesting. De commandant van het Spaanse fort Navagne bij Eijsden, had de Staatse soldaat een vette beloning in het vooruitzicht gesteld, als hij Maastricht weer in handen hielp van de Spanjaarden. De arrestatie was de aanzet voor geruchtmakende en tragische gebeurtenissen. Het is  bekend gebleven als het ‘Verraad van Maastricht’, alhoewel het eigenlijk niet meer was dan een poging bleef en de stad niet echt verraden is.

Stadscommandant Goldstein en de Krijgsraad deden wat van hen verwacht werd. Binnen een paar weken hadden zij ieder maar enigszins verdacht persoon gevangen genomen in de Lanscroon in de Grote Staat. Op 26 februari 1638 werd de omgekochte soldaat, de Fransman Claude de la Court of  Lacourt genaamd gevangen genomen en op de pijnbank gelegd. Al snel hadden zijn ondervragers de namen van zijn medeplichtigen uit hem getrokken. Op 27 februari werd de voornaamste, de bierbrouwer Jan Lansmans gevangen genomen, die in de Helstraat (nu St. Bernardusstraat) woonde tegen de Onze Lieve Vrouwewal aan. Achter in zijn tuin was in de walmuur een dichtgemetseld poortje (poternes). Dat zou dan in de afgesproken nacht opengebroken worden en zo de Spaanse binnen te laten, terwijl hun kameraden aan de andere kant van de stad een schijnaanval deden om de bezetting af te leiden. Brouwer Lansmans werd ook op de pijnbank gelegd. Zijn vrijwillige bekentenis gaf aanleiding om de franciscaan Servaes of Servatius Vinck als verdachte aan te merken, verder de kapelaan van Onze lieve Vrouwe Toussaint Sylvius en verschillende jezuïeten. Allemaal werden ze opgehaald en gepijnigd. In totaal werden 22 man aangehouden, waarvan er uiteindelijk 10 schuldig werden bevonden. De overige werden na korte of langere tijd onschuldig bevonden en vrijgelaten.

 

(Later op de pijnbank beweerde hij echter, dat de drie jezuïeten, die gevangen waren, niets van het verraad wisten, hierop zei men hem: ‘Zeg maar, dat de jezuïeten er wetenschap van hebben, dan zullen wij u laten naar huis gaan’.)

De personen die gevangen bleven, kunnen wij in drie groepen delen: De schuldigen, de medeschuldigen en de onschuldigen. Zonder meer schuldig waren de soldaat Lacourt, de brouwer Lansmans en de metselaars Caters en Jan Rompen, die het walpoortje in de tuin van Lansmans zouden openbreken. Rompen wist echter tijdig naar Navagne te vluchten. De rest werden ter dood gebracht. Ook de vrouw van Lacourt, Agnes de Bourien werd onthoofd. Haar man had haar verteld wat er zou gebeuren, maar ze had de poging tot verraad niet gemeld.

Medeschuldig was de franciscaan Vinck. De geboren Maastrichtenaar had van Lansmans gehoord over de voorgenomen aanslag. Hij had de brouwer aangeraden door te zetten: bovendien had de pater uit Navagne een briefje meegebracht voor Lansmans. (Toen Lansmans hem in de biecht en tijdens een daarna volgend gesprek deelgenoot maakte van de plannen, was de pater verheugd dat de stad misschien aan de katholieken zou worden teruggegeven. Dan zouden zij ongehinderd de sacramenten kunnen ontvangen en naar de hemel worden geleid. Hij vermaande de biechteling risico's voor het burgervolk zo veel mogelijk te vermijden en het loon aan een goed doel te besteden. Men moest nu op God betrouwen. De pater nam afscheid van Lansmans met een "couragie, Jan, het sal wel lucken". Later riep hij Lansmans nog eens bij zich om na te gaan of het plan niet te ondoordacht was. Lansmans verwees de pater naar Mézières de commandant van Fort Navagne. Daar is pater Vinck toen mee gaan praten. Hij gaf de commandant een brief die hij Lansmans in het Frans had helpen opstellen. Hij kreeg van de commandant een antwoord mee waar achteraf een obligatie ter waarde van de beloning in bleek te zitten.Bron: 'Het offer van Vinck door H.Reuvers Juli 1999). Wat ook tegen Vinck pleitte was dat hij in de keizerlijke stad Augsburg gestudeerd had. Dat kan hem al eerder verdacht gemaakt hebben in de ogen van de Krijgsraad: de keizerlijke waren vrienden van Spanje en niet van de Republiek. Pater Vinck werd gepijnigd en ter dood veroordeeld. Op maandag 7 juni 1638 viel zijn hoofd op het schavot op de Houtmarkt. Droevig was het lot van kapelaan Sylvius, die geheel tegen zijn wil betrokken raakte in de ondergrondse actie. Brouwer Lansmans had zijn mond voorbij gepraat tegen de kapelaan over de naderende ‘bevrijding’, Sylvius weerde de loslippige brouwer af, maar zijn medeweten van het interessante nieuwtje kostte hem wel het leven. Goed twee weken na Vinck op 24 juni werd ook hij terechtgesteld op het Vrijthof. Een hoofdstuk apart vormt de berechting van de jezuïeten: pater-rector Jan-Baptist Boddens, pater Gerard Pasman en broeder Phillippe Nottin. Zij hadden zgn niets van doen met de voorgenomen aanslag. Hun zgn ‘aandeel’ was van meer verwijderde aard. Jezuïeten stonden algemeen bekend als vurige aanhangers van de koning van Spanje en even vurige bestrijders van de Reformatie. Daaraan paarden zij een grote afkeer van de rebelse Republiek in de Noordelijke Nederlanden. Hun tegenstanders achtte ze werkelijk tot alles in staat. De Krijgsraad zal dit gevoel wel gedeeld hebben. De Jezuïeten hadden in de jaren na 1632 niet onder stoelen of banken gestoken waar hun voorkeur lag. Zij zouden de terugkeer van de stad naar de koning van Spanje zonder meer toejuichen, dat was algemeen bekend. In de ogen van de Krijgsraad moesten zij op de hoogte zijn geweest van het voorgenomen verraad en waren zij ook schuldig. Begrijpelijk is dat de Krijgsraad de rector Boddens greep, maar de andere twee ? Pater Pasman misschien, omdat zijn broer officier was in het keizerlijke (katholieke) leger in Duitsland. Broeder Nottin, naar de naam te oordelen mogelijk van Waalse afkomst, schijnt door pater Pasman op de pijnbank genoemd te zijn. Althans Nottin verweet Pasman, dat hij zijn executie aan hem te wijten had. Op 14 juli viel het hoofd van broeder Nottin, zes dagen later dat van pater Pasman en rector Boddens. De hoofden van soldaat Lacourt, de brouwer Lansmans, de metselaar Caters, pater Vinck en broeder Nottin werden op ijzeren pinnen gestoken op het rondeel De Drie Duiven. Het rondeel, dat sinds de gebeurtenis van 1638 nog altijd de Vijf Koppen heet, lag het dichts bij fort Navagne. Op die manier  strafte men in die tijd verraders: met het gezicht naar de vijand werd hun hoofd op een piek te kijk gezet.

 

Linksboven een schilderij over de terechtstelling van 'het verraad van Maastricht',  Schilder onbekend, schilderij uit de 17e eeuw toont de onthoofding van de 9 "verraders", die waren beschuldigd van samenzwering om de stad in handen te geven van de Spaanse troepen. In de hoeken de portretten van de belangrijkste samenzweerders. Linksboven: de rector van de Jezuïetenschool, Jean-Baptiste Boddens; rechtsboven: de franciscaner monnik Servaes Vinck. Linksonder: de jezuïetenbroeder Gerard Pasman; rechtsonder: de jezuïetenpriester Philippe Nottin (verzameling Bonnefantenmuseum, Maastricht, Nederland)., in het midden de 'richtlijnen' van de  executies en rechts een pamflet uit 1638.

Naor Bove

Bron: Website Wikipedia, DBNL, boek Tweeduizend jaar Maastricht door dr.p.j.h. ubachs blz. 85-86, foto's pijnbank Wikipedia, Vijf Koppen RCE-20145300, tekening terechtstelling, pamflet, Vinck en staak voor koppen Wikipedia, De 'richtlijnen' voor de executie website Breur Henket.

Aonvaank