Bovenste Neustadmeule/Hofkensmeule

(Bovenste Neustadtmolen/Hofkensmolen)

 

Bovenste Neustadmeule/Hoffensmeule/Hofkensmeule

Bovenste Nieuwstadmolen - Hoffensmolen - Hofkensmolen

Op de linkeroever stonden twee molens aan elkaar gebouwd en met hun voorgevels aan de Sint Pieterstraat. De bovenste was de Hofkensmolen. De Hofkensmolen, die als graanmolen werd gebruikt, had in die tijd een betrekkelijk klein waterrad. De middellijn bedroeg 4,20 m. en de breedte 0,98 m.  genoemd naar eigenaar Peter Hoffens en nazaten, die van 1693 tot in de Franse tijd de molen in bezit hielden. De eerste vermelding is van 1570 als graanmolen. Hij was toen in bezit van het looiersambacht, niet voor eigen gebruik maar verpacht waarbij de revenuen ten goede kwamen aan de Armentafel van Sint Jan. In 1617 wordt als pachter Gerard Plaumen genoemd en in 1625 Reinier Reynaerts, allen bekende namen van molenaars die meer molens in of rond de stad bezitten dan wel pachten. In 1646 verkocht het ambacht de molen aan Gieles Peereboom en die in 1693 aan Peter Hoffens, waarna de molen vele generaties in de familie bleef. In 1795 komen we als nieuwe eigenaar Jan Joris Eckel tegen, die zich na zijn scheiding genoodzaakt ziet de molen weer te verkopen. op 15 mei 1827 werd Hendrik Verduchene die secretaris was van de stad Maastricht de nieuwe eigenaar, waarbij de notaris en passant bevestigde dat het nog steeds om een graanmolen ging. Op 17 november 1838 ging de molen over naar Anna Maria Hubertina Olmans, een ongehuwde zuster van molenaar Gerard Olmans, Fam.Olmans verdeelde drie molens onderling in één koop onder elkaar. De Hofkensmolen werd eigendom van Tossanus Olmans die om uit de onverdeeldheid te komen, op 19 januari 1849 door notaris Johan Winand Boots ten overstaan van kantonrechter L. Willems te Maastricht een akte van deling en overbedeling van de onroerende goederen opgemaakt. Bij de notaris waren aanwezig: Gilles Loneux als toeziend voogd van Tossanus Olmans, Herman Willem Anten, zonder beroep, voogd over Tossanus Olmans en in deze hoedanigheid benoemd door de kantonrechter, Maria Gertrudis Olmans, weduwe in eerste huwelijk van Petrus Wijnen en in tweede huwelijk van Mathias Dirks, en Anna Maria Olmans, weduwe van Jan Pieters. De akte vermeldt dat:'Partijen verlangen uit de onverdeeldheid te geraken over de goederen door hunne ouders (en respectieve grootouders) Gerard Olmans en Maria Gertrudis Allard overleden echtelieden, als van goederen hunner overleden zuster en tante Anna Maria de molen terugverkocht aan Verduchene, die intussen rentenierde en hem dus verhuurd of verpacht zal hebben. Na zijn overlijden  hebben zijn drie zonen: mr. Jacob Verduchęne, advocaat en lid van de gemeenteraad van Maastricht, handelend in eigen naam als in hoedanigheid van curator over zijn onder curatele gestelde broer, Georges Lodewijk Verduchęne, en Hendrik Verduchęne, kapitein der genie in Breda, de molen en ander onroerend goed op 7 februari 1857 door notaris Haenen openbaar laten verkopen. Zo werd de molen in 1857 openbaar verkocht en kwam in handen voor 4000 gulden van Wijnand Ghijbels, de weduwe Ghijbels was voordien al huurder. Twee huizen die eveneens bij de verkoop betrokken waren, werden bij gebrek aan gegadigden niet toegewezen. Ghijbels, de ongehuwde molenaar op genoemde molen, zag zich voor grote schulden geplaatst. Op 14 augustus van hetzelfde jaar verkocht hij voor notaris Haenen de molen met aanhorigheden aan zijn zwager Lodewijk Loneux, herbergier en getrouwd met Agnes Ghijbels. Loneux nam daarbij de schuld van 4000 gulden en de last van de grondrenten over. Rond 1870 werd de molen stil gelegd, van rad en binnenwerk ontdaan en verder als magazijn gebruikt. Vervolgens tot woning verbouwd en met het ernaast gelegen huis verenigd. Daarmee hield de Hofkensmolen, die eeuwenlang looi en graan had gemalen, op te bestaan. De molen werd genoemd naar molenaar Peter Hoffen, die in 1693 eigenaar van de "Bovenste Neustadmolen" werd, zoals de molen toen werd aangeduid. De naam ‘Hoffensmolen' of ‘Hofkensmolen' werd tot in het begin van de 19e eeuw nog gebruikt. Eerder was de molen bij de Molenpoort stilgezet en van het waterrad ontdaan. Als gevolg hiervan kwam het water in de zuidelijke Jekertak geheel ten goede aan de Leeuwenmolen, die na het stilleggen van de lager gelegen looimolen aan ‘de Vijf Koppen' kort na de eeuwwisseling over een grote waterkracht kon beschikken. Hoewel geen molen meer, zijn de latere eigenaren nog vermeldenswaard. In 1878 lieten de erfgenamen Loneux het pand openbaar verkopen, waarbij de industrieel Petrus Alexander Hubertus Regout, gehuwd met Amalia Polis, eigenaar werd. In 1886 werd Jules Regout door koop eigenaar en tenslotte in 1913, eveneens door koop, de gemeente Maastricht.

Foto: Linkergebouw De Onderste Neustadmolen en rechts de Bovenste Neustadmolen.

Naor Bove

Links: Op dit schematisch minuutplan van 1830 zijn drie molens aangegeven,

 t.w. de Leeuwenmolen (625) met twee raderen,

de Hofkensmolen  (621),

de Nieuwstadmolen aan de Molenpoort (619).

 

Boven twee molens aaneen gebouwd, de hardstenen asdoorvoering verraadt waar de raderen geplaatst waren.

Naor Bove

Bron: Molendatabase , Theo Bakker, MestreechOnline, Wikipedia, Foto's MestreechterSteerke, MestreechOnline

eine terök