Wonen in de Lange of Kleine Gracht

'Lange en Kleine Gracht'

 

Het Lang Grachtje is samen met het Klein Grachtje twee straten in het Jekerkwartier die grenzen aan de stadswallen van Maastricht, qua ligging, geschiedenis en uiterlijk lijken ze sterk op elkaar. De stadsmuur aan de zuidzijde van beide straten was ooit onderdeel van de eerste middeleeuwse stadsmuur van Maastricht. De walmuur dateert uit de 13e eeuw, maar is in de loop der eeuwen vele malen hersteld. De twee straten tellen zeven rijksmonumenten, allemaal onderdeel van de stadswal.

Tijdens de middeleeuwen mochten de bogen van de oude stadsmuur in vredestijd gebruikt worden als bergplaats. Van hieruit werd ook handel gedreven bijvoorbeeld de verkoop van kalk. In de eerste helft van de 16e eeuw werd meermaals toestemming verleend om de muurbogen af te sluiten en te bewonen. Kleine muurwoningen aan het Lang en Klein Grachtje hebben tot eind 19e eeuw bestaan. In 1908 werden de vestingmuren in de Lang en Klein Grachtje van bebouwing ontdaan en gerestaureerd.

De armenhuisjes aan het Lang en Klein Grachtje waren donker en vochtig. De goot lag in het midden van het ‘getske’, De stank hing als een deken om de bewoners. Toch hadden de bewoners van dit straatje het beter dan menig lotgenoot. Het merendeel van de Maastrichtenaren , zo’n zestig procent, huisde rond 1900 in een of twee kamers. Vaak met meer dan tien personen. Soms woonde een heel gezin  zelfs in een tussenkamer. Zonder raam en ventilatie.

De wethouder P.Bauduin vond dat niet de gemeente hiervoor verantwoordelijk was, hij zei “het ligt niet op den weg van de gemeente om arbeiderswoningen te stichten”. Arbeidershuisvesting was volgens het liberale stadsbestuur een zaak van de fabrikanten,  die bouwden dan ook. Rond 1868 woonden zo’n drie a vierduizend arbeiders dicht opeengepakt in een overvolle binnenstad. Na de ontmanteling van de vesting in 1867 trokken de welgestelden snel weg uit de in hun ogen steeds slechter riekende binnenstad. De gegoede burgers vestigden zich in het Villapark en de herenhuizen tussen Wyck en de het station.

Het stadsbestuur juichte de verhuizing  naar het Villapark en Wyck toe. De welgestelden bleven tenslotte in Maastricht. Volgens hen kon zo de rest van de bevolking doorschuiven, althans zo redeneerde het stadsbestuur. In plaats van de gehoopte middenstanders betrokken arbeidersgezinnen de panden in de binnenstad. De huisjesmelkers verdienden goed aan de honderden een-en tweekamerwoningen in de Bosch en het Stokstraatkwartier. Doktoren en inspecteurs van volksgezondheid schreven het ene na het andere rapport, maar het stadsbestuur trok zich echter niets aan van de verzoeken om nu eindelijk iets te doen aan de slechte woonomstandigheden van de arbeidersklasse. Aan het eind van de negentiende eeuw raakte de politiek overtuigd van de noodzaak van betere huisvesting voor de mindere standen. De katholieke sociale beweging, die zich wilde profileren kreeg en nam de gelegenheid te baat om de arbeidershuisvesting op de politieke agenda te zetten. In 1902 kwam de katholieke spaarbouwvereniging Sint Servatius tot stand. De bedoeling was dat de arbeiders met hun spaarcentjes zouden gaan beleggen in huizen. Omdat de doorsnee werkman in Maastricht niet spaarde behalve voor zijn uitvaart. De vereniging paste de statuten snel aan de bepalingen van de woningwet van 1901 aan zodat ze in aanmerking zouden komen van de rijksvoorschotten. De sociale woningbouw was tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een bloem op de Maastrichtse mestvaalt. Er kwamen complexen tot stand in Wyck en Blauw Dorp. Het aantal een-en tweekamerwoningen was tijdens de Eerste Wereldoorlog gestegen.  Het was voor mgr. Henri Poels, de voorman van de katholieke arbeidersbeweging in Limburg aanleiding in 1917 om de katholieke elite in Maastricht de mantel uit te vegen. “Laat de mannen op een lijkbaar de kistjes naar boven dragen, waarin de lijkjes liggen der kindertjes die dien dag in de krotten van Maastricht zijn gestorven”, donderde Poels in zijn beroemde Noodkistrede in de Dominicanerkerk. 

Maastricht was koploper kindersterfte in Nederland. Na de revolutiedreiging van de socialisten eind 1918 hadden de inmiddels – vier bouwverenigingen in Maastricht de wind in de rug. Tussen 1919 en 1923 werden meer dan duizend woningwetwoningen gebouwd. Daarna was de koek op . In 1930 woonde nog altijd 26 procent van de Maastrichtenaren in eenkamerwoningen (in Amsterdam was dat 17 procent). Arbeiders die in de jaren twintig verhuisd waren naar een woningwetwoning deden er alles aan in de jaren van grote werkloosheid en inkomensderving om er te kunnen blijven wonen. Er werd zelfs op eten bezuinigd om maar de huur te kunnen blijven opbrengen. Men wilde niet terug uit de ‘gezoen’ woning naar een ongezonde krot in de binnenstad. Twee sociaaldemocraten, Piet Teeling en Nic van Haaren, deden onderzoeken naar de effecten van de economische crisis op de arbeidersgezinnen in Maastricht. In een van de pas gebouwde huizen in Blauw Dorp troffen ze een werkloze magazijnmeester met vrouw en drie kinderen aan. De vrouw verdiende drie gulden per week, de man kreeg 11,80 gulden steun. De huur kostte 4,50 gulden. Beide vroegen de man of de huurgezien het inkomen, niet wat te hoog was. Ja, dat was wel zo, zei de man, maar ik zou niet graag uit deze woning willen. “Liever alles dan hier uit. Het is hier gezond voor de kinderen. Frisse lucht, veel zon, mooie kamertjes. Hopelijk kunnen we hier blijven wonen”. ‘Maastricht stad van cultuur en KROTTEN’ kopte in 1938  de doorgaans katholiek gezagstrouwe Limburger Koerier boven een kritische serie over de ellendige woonomstandigheden in Maastricht. Aan het eind van de crisisjaren dertig was het tekort van woningen bijna opgelopen tot bijna vierduizend.

De Noodkistrede van monsigneur Poels van 1917 die tot een doorbraak leidde in de oplossing van de woningnood door woningbouw en sanering van krotten.In 2010 werd deze beroemde rede opnieuw uitgesproken door de acteur Paul Fisette en is gedeeltelijk te zien in dit filmpje op YOUTUBE.

Verder is er een lezing over 'de kwade dampen, deftige heren en het rode gevaar' door Paul Arnold bron RHCL en is hier te downloaden

Naor Bove
Bron: Boek Maastricht Anno 1900, Vikkie Bartholomeus en Caspar Cillekens uitgebracht door Dagblad de Limburger. Blz 37, website: Zicht Op Maastricht, Wikipedia.

Aonvaank