Eerste Wereldoorlog Maastricht

(Neutraliteit van Nederland tijdens de eerste Wereldoorlog

 

Pagina met Oorlogsindrukken Pagina over het smokkelen
Pagina 1ste Wereldoorlog in de cijfers Pagina De Draad Des Doods

2014 is het jaar dat het 100 jaar geleden is dat de eerste Wereldoorlog uitbrak, dit wordt herdacht door tentoonstellingen, exposities, beeldverslagen, documentaires en nog veel meer, ik weet niet of dit wel herdacht moet worden tegelijkertijd mag dit natuurlijk nooit vergeten worden. De mens die alles en iedereen naar zijn eigen hand wilt zetten, die altijd alles wilt hebben, en het liefs nog meer. De mens leert niet, er zullen altijd individuen zijn die oorlog (willen) voeren over , geloof, grondstoffen of gewoon voor hebberigheid en drang tot ….. Op dit moment Oekraïne, Israël, Syrië.

De Eerste Wereldoorlog waar Nederland ‘neutraal’ was heeft toch zijn sporen achtergelaten, Maastricht heeft hier toch een behoorlijke rol gespeeld, vooral voor het opvangen van vluchtelingen. Deze pagina is hieraan gewijd, de Eerste Wereldoorlog in Maastricht:

Op 4 augustus 1914 viel Duitsland het neutrale België binnen. De Eerste Wereldoorlog was een feit geworden. In de maanden daarna werd Nederland overspoeld door vluchtelingen (volgens schattingen meer dan 1.000.000) die vanuit België de grens overtrokken om op Nederlandse bodem bescherming te zoeken tegen het Duitse oorlogsgeweld. Ofschoon op dat moment nog onduidelijk was of Duitsland ook ons land zou binnenvallen, verschafte  Maastricht in de eerste weken van de Eerste Wereldoorlog al aan zo’n kleine 15.000 Belgen  onderdak, onder meer in de grotten van de St. Pietersberg, in de fabriekshallen van de Sphinx en in  de Augustijnenkerk. Het Rode Kruis had er tijdens de bloedige strijd haar hoofdkwartier ingericht en stak vrijwel elke dag de grens naar België over om er de gewonden op te pikken. En ook gewonde Duitse militairen werden niet aan hun lot overgelaten.

Maar het waren niet alleen Belgen en Duitsers die hun heil zochten in Maastricht. Ook meer dan 450 Fransen lieten er tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven, op de vlucht voor de bloedige taferelen aan het front. Maar door een gebrekkige hygiëne, een tekort aan medicamenten en slechte voeding, waren de opvangplekken ook een broedplaats voor allerlei ziekten en kwalen. De ruim 450 Fransen die er tijdens de laatste dagen van de oorlog aan hun eind kwamen, bezweken niet aan de gevolgen van hun verwondingen of de ontberingen in de frontlinie. Nagenoeg allemaal  lieten ze het leven door de Spaanse griep, kort voor afloop van de oorlog. Een veilige terugtocht die welhaast zeker in het verschiet lag, was voor hen helaas niet weggelegd.

Onder de vluchtelingen bevonden zich ook veel militairen. Dit waren voor het overgrote deel Belgen maar hieronder waren ook Engelsen en Duitsers. Deze militaire vluchtelingen werden ondergebracht in interneringskampen. Dit geschiedde in overeenstemming met de internationale afspraken, zoals die waren vastgelegd tijdens de tweede Haagse Conventie van 1907.

Het grootste deel van de burgervluchtelingen keerde voor het einde van het jaar weer terug naar België. Iets meer dan 100.000 Belgen bleven in Nederland achter. Van deze groep werden degenen die niet zelf in hun levensonderhoud konden voorzien (ongeveer 20.000) ondergebracht  in vluchtoorden te Gouda, Uden, Nunspeet en Ede die onder toezicht stonden van de Nederlandse overheid.

Het bovenstaande gaat over de vele duizenden burgervluchtelingen die na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 Maastricht en de rest van Nederland binnenstroomden.  Daarnaast waren er echter ook tal van militairen die in Nederland een goed heenkomen zochten. Zij waren geen krijgsgevangenen (Nederland was immers niet in oorlog), maar moesten wel worden opgesloten in kampen, wilde ons land niet het gevaar lopen alsnog in oorlog te komen met Duitsland.

Nao Bove

Gevluchten Belgen wachten op hulp, Maastricht 1914 aankomst van vluchtelingen thv voormalige OLV-poort kanaal Maastricht-Luik augustus 1914

De vluchtelingenstroom in Maastricht.

Ook Maastricht was een vanuit het zuiden gekozen vluchtplaats. Ca 7.000, merendeels Franstalige Belgen, arriveerden daar in de eerste dagen van augustus 1914. Ze kwamen zo lang dat nog mogelijk was, per trein aan, via de bootservice van de fa. Bonhomme of ook maar gewoon per paardenkar of te voet. Op zo’n toevloed in de stad was men niet voorbereid. Humanitaire hulp moest worden geïmproviseerd. Vele burgers verleenden de ongelukkigen onderdak. In de lokalen van de Rijkskweekschool aan de Grote Gracht, in een pakhuis aan de Parallelweg, en in de lagere school aan de Herbenusstraat bracht men groepen mensen onderdak. Bekend is dat de jonge kapelaan Jos Steegmans er na veel moeite in slaagde om in St.Pieter, dat  destijds 600 inwoners telde, 500 vluchtelingen tijdelijk onder te brengen. In de kloosters te Heer en Keer werden 128 personen ondergebracht, voornamelijk uit Kanne.

Gelukkig was het mogelijk een aantal ongelukkigen door te zenden naar andere gemeenten zoals Heerlen, Valkenburg, Sittard, Roermond, Venlo en Horst. Dankzij de inzet van vele vrijwilligers lukte het de mensen voedsel en drinken te bezorgen.

Het Rode Kruis afdeling Maastricht.

Vanaf de eerste dag van de oorlog in het nabije België leverde het Rode Kruis op bijzonder effectieve wijze hulpactiviteiten. Het hoofdbestuur van het Rode Kruis te Den Haag gaf opdracht op 31 juli 1914, tegelijk met de dag van de algemene mobilisatie van Nederland een noodhospitaal in te richten. Dankzij een aantal vrijwillige helpers slaagde men er in de in onderhoud achtergebleven Augustijnenkerk schoon te maken. Met niet meer gebruikte bedden van Maastrichtse kazernes en verband-hulpmiddelen, die ter  beschikking werden gesteld door de verbandkamer van de Oranje Nassaumijn te Heerlen was uitgerekend op 4 augustus het – overigens in mogelijkheden gebrekkige - hulphospitaal met 60 bedden gereed. Dit kwam tot stand onder leiding van D.D. Brocx.

Op 5 augustus 1914 had aan de Belgische grens te Eijsden een ontmoeting met Duitse officieren plaats, die de collega’s in Maastricht verzochten behulpzaam te zijn bij de verzorging van een aantal Duitse militaire gewonden, die o.a. in Visé en Berneau gebukt gingen onder een onvoldoende verzorging in een aan geen eisen voldoende huisvesting. Vol gezindheid tot hulpvaardigheid trokken vanuit Maastricht verplegers en verpleegsters met hulpambulanceauto’s België binnen. Zij brachten op 5 augustus 15 Duitse en Belgische gewonden binnen en op 6 augustus nog eens 56. De lichtgewonden werden opgevangen in de Augustijnenkerk of in het ter beschikking gestelde pand Breedestraat 17 van de heer L. Regout, die op dat moment in Rome verbleef als Nederlands ambassadeur. Er vonden meerdere operaties van Duitse militairen plaats in Ziekenhuis Calvariënberg. Er werden in Maastricht en Eijsden meerdere kloosters en huizen gereserveerd om als eventueel opvangcentrum te kunnen dienen. Prins Hendrik, gemaal van H.M.koningin Wilhelmina en voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis, kwam zich op 6 augustus 1914 te Maastricht en omgeving overtuigen van het vele goede werk van de  Rode Kruis-diensten ter plaatse.

Er werden later in augustus foto’s gemaakt van Duitse en Belgische gewonden, die tegelijkertijd in de Breedestraat, nu broederlijk verzorgd werden. Ook de Nederlandse consul in Aken, jhr. M.W.von Pelser Berensberg, meldde aan de autoriteiten te  Aken zijn tevredenheid over de diensten te Maastricht. In het eindverslag van het Rode Kruis over de periode tussen 4 augustus 1914 en september 1915 wordt vermeld dat in die tijd te Maastricht ca. 160 buitenlandse militairen verzorgd werden, gedurende 4179 verpleegdagen.

Na enige tijd moest het Nederlandse Rode Kruis de activiteiten op het slagveld in die vorm beëindigen. Van Nederland uit zou men slechts 1 km over de grens heen hulp mogen verlenen en dan alleen nog als betroffenen er geen bezwaar tegen zouden hebben. Deze hulp was vanaf september 1914 niet meer noodzakelijk. In 1915 was het Rode Kruis behulpzaam toen enkele treinen Maastricht aandeden waarmee men de uitwisseling van een aantal gewonden regelde.

Hoe beleefden onze voorouders de Eerste Wereldoorlog gedurende de periode 1914-1918 in Maastricht.

Van een globale naar een effectieve insluiting van Maastricht.

Tot ongeveer half oktober 1914 was voetgangersverkeer vanuit België nog mogelijk, aanvankelijk zelfs ongehinderd. In de eerste weken van augustus kwamen tot opzien van de Maastrichtse bevolking grote groepen  gelovige burgers biddend vanuit Smeermaas en Lanaken naar de O.L.Vrouwekerk. Zij vertrouwden erop dat hun devotie tot O.L.Vrouw Sterre der Zee een troost en oplossing zou betekenen. Pastoor Jacobs, die hen in een predikatie toesprak, spoorde de gelovigen als raad aan op God te vertrouwen. Ook het arbeidersgrensverkeer vanuit België kon in deze eerste periode nog vrij normaal plaats vinden. De industriearbeiders, die dagelijks per fiets of te voet in de Maastrichtse fabrieken hun werkzaamheden kwamen verrichten, konden deze activiteiten gewoon voortzetten. Iets later werd dit alleen toegestaan met behulp van de door de Duitse bezetter afgegeven dagpasjes. Het passeren van de Nederlandse grens was voor de Duitse overheid een ongewenste situatie. Om allerlei vijandelijke activiteiten te verhinderen werden de grensovergangen rond Maastricht reeds in september bemoeilijkt.

In Kanne, Vroenhoven/Wolder en Smeermaas/Caberg versperde men de weg met eenvoudige prikkeldraad, met palen of zelfs met boerenkarren. Verkeer werd alleen mondjesmaat toegestaan, vooral als er voordelen voor de Duitsers aan verbonden waren. Zo werd toegestaan dat vanuit Hasselt via Maastricht in het seizoen Haspengouw-fruit naar Aken kon vervoerd worden. In beperkte mate mochten via de Belgische tramwegen of over de Maas levensmiddelen naar België  vervoerd worden. Zo werd vanaf 1915 toegestaan dat er wekelijks per tram 3.000 broden van 2 kg. naar Hasselt vervoerd werden. De leverancier was de Maastrichtse Machinale Brood- en Meelhandel van de heer Jaspar Delpire, die samenwerkte met de Verenigde Bakkers van Maastricht. Om zeker te zijn van de betaling eiste men contante aflevering. De Hasseltse overheid droeg zorg voor een eerlijke verdeling. Zo lang de Verenigde Staten nog niet in de oorlog betrokken waren, konden via Maastricht goederen vervoerd worden die verstrekt waren door de Commission for Relief of Belgium.

Vanaf 1916 echter werd de schaarste aan goederen ook in Nederland algemeen. De eclectische schrikdraadafscheiding. In januari 1915 besloot de Duitse overheid tot een effectieve bestrijding van het ongewenste  grensverkeer met Nederland. Vanuit Vaals tot Maastricht en verder naar het noorden langs de grenzen van Limburg, Noord-Brabant  tot aan de Noordzeekust in Zeeuws-Vlaanderen werd over ruim 300 km. een ca. 4 meter hoge grensversperring opgericht, versterkt door een stroomdraad van 2.000 volt. De elektrische stroom werd geleverd door de tram-centrale van Aken en vanuit een centrale bij Neerpelt. Hoewel deze versperring de doorgang ernstig bemoeilijkte, bleek ook deze methode niet geheel effectief. Vaak werden handige ontduikers van de versperring via ladders over de bedrading heen getild. Een andere passeermethode was een draaibare houten lattenconstructie, die tussen de bedrading een ruim stroomvrij gat van schouderbreedte gaf, waar doorheen de gebruiker kon duiken naar vrij Nederlands gebied.

De versperring bleef tot 1918, temidden van voortdurende Duitse bewaking, meerdere dodelijke slachtoffers vergen, vooral van plaatselijke onbekende burgers en als ontvluchters, militaire krijgsgevangenen. De gemeente Maastricht zorgde naar vermogen voor redelijk verblijf voor de vluchtelingen. Wie van hen zich dat financieel kon permitteren huurde met zijn gezin een eigen woning of verblijf in een hotel. Voor de kinderen werden schoolklassen ingericht, o.a. de Ecole Belge in de Augustijnenkerk en later  in enkele schoollokalen van de Beijart aan de Brusselsestraat. Tussen 1914 en 1918 bleef er beweging bestaan in het aantal Belgische onderdanen in Maastricht. Waren het in 1914 4560 vluchtelingen, in juli 1915 werden er 3140 genoteerd, in juli 1916 waren er 1913 vluchtelingen. Dan is er een stijging in juli 1917 tot 2389 en in juli 1918 3486. In april 1919 telde men in Limburg toch nog 3347 Belgische burgers, waarvan in Maastricht 1400. Men telde in 1914 754 personen uit Luik, 316 uit Visé, 87 uit Lanaken, 120 uit Antwerpen en 31 uit Leuven.

Vanuit Maastricht regelde het Belgische consulaat in de loop van de tijd voor 196 mannen vervoer per  trein naar Vlissingen. Van daar ging het per veerboot naar Folkestone, waar de inlijving bij het Belgische leger werd  geregeld. Via Dieppe volgde de tocht naar een in Frankrijk gevormd legeroefeningskamp, voorafgaand aan de indeling bij het leger aan de IJzerfront. Verkoeling van de verhoudingen met de Belgische vluchtelingen in Maastricht en omgeving. De aanvankelijk goede verhoudingen met de Belgische gasten verslechterden in de loop van de tijd.

Het zette vanaf het begin reeds kwaad bloed dat sommige Belgen bereid waren een hogere woninghuurprijs te betalen dan men in Maastricht gewoon was. Op winst beluste huiseigenaren maakten van deze omstandigheid gebruik om de huurovereenkomst met Maastrichtse families op te zeggen. Dat maakte de huurders niet populair. Een ander spanningsveld werd de blijvende aanwezigheid van Belgische fabrieksarbeiders in Maastricht. Hun aanvankelijk dagelijkse vrije komst naar het werk werd steeds verder aan banden gelegd met  dagpasjes van de Duitse bezetter. De periode van één dag werd steeds verder uitgerekt. Het werden weekpasjes en zelfs maandpassen. Dat noodzaakte de arbeiders in Maastricht huisvestingslogementkamers te zoeken. Men verweet de directie van de Zinkwitmaatschappij dat men in de betere functies te veel Waalse  arbeiders aanstelde. Als gevolg van gebrek aan aanvoer van grondstoffen en steenkool moesten de Maastrichtse fabrieken een aantal activiteiten staken. Het aantal werkzoekenden steeg tussen 1914 en 1918 van 1682 naar 2360. Een aantal, ca. 200, vond werk in de steenkolenmijnen nabij Heerlen. Anderen zochten hun heil in smokkelactiviteiten, die per dag ca. fl 40,00 opleverden, een bedrag dat 4 maal zo groot was als een dagloon.

De algemene stemming in de stad liep vanaf einde 1915 nog verder achteruit toen de regering als gevolg van schaarste verplicht werd een distributiebonnensysteem op te zetten voor levensmiddelen. Het begon met broodbonnen. Het was zeer nadelig dat de aardappelopbrengst beperkt was. Kwaadsprekende beweerden dat dit het gevolg was van een te grote uitvoer naar Duitsland. Intussen stegen de prijzen voor vlees en levensmiddelen regelmatig, en was er een vermindering van de koopkracht.

Geheel Nederland overigens geraakte als gevolg van de oorlogsvoering en de blokkade van het vervoer over zeeën meer in een schaarste probleem. De middenstandwinkeliers deden intussen in het algemeen goede winstgevende zaken.  

Nao Bove

Het enige (overigens niet ernstige) oorlogsgeweld trof Maastricht op 22 september 1914 toen in een zware mist uit de koers geraakt Engels vliegtuig min of meer per ongeluk een lichte bom deed terechtkomen op het pand Brusselsestraat 75, met alleen enige schade aan het pand. 

In België fusilleerden de Duitsers honderden burgers die zogenaamd op hen geschoten hadden.

In Maastricht wilde men op voorhand elke aanleiding tot dergelijke represailles voorkomen. Een gemeentelijke voorzorgsmaatregel ter bescherming van de burgerij in 1914 was dan ook het laten inleveren van wapens.

Midden op de foto prijkt in het souterrain van het stadhuis zelfs het vervaarlijke Momuskanon !

In Maastricht bevindt zich maar één monument dat aan de Eerste wereldoorlog herinnert. Dat is een Frans nationaal dankbaarheid monument voor de humanitaire hulp die in 1917 en 1918 in Nederland werd geboden aan Franse vluchtelingen, die door de Duitse verliezende legers naar het noorden werden opgejaagd. Het bovengenoemde monument valt nauwelijks op. Het monument staat op het einde van Nieuwenhofstraat, begin St. Pieterstraat, naast het  Pietersbrugje, ook wel de Rode Brug genaamd. Op het monument ontdekt men, na enig zoeken en nauwelijks zichtbaar vanaf het trottoir, de Franse tekst: “Ils s’endormaient de parlent du retour de pays” (Zij sliepen in terwijl zij spraken over de terugkeer naar hun land). Op 23 mei 1926 (Tweede Pinksterdag) werd dit monument onthuld ter nagedachtenis aan de 454 Franse burgers die in Nederland overleden in afwachting van hun terugkeer naar Frankrijk. Het monument is ontworpen door Huib Luns (06/06/1881 – 24/02/1942), de vader van de latere roemruchte minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns. Het monument is uiteindelijk gekapt door Charles Vos (08/09/1988 – 19/02/1954). Bij de onthulling van het beeld zong de Mastreechter Staar het Wilhelmus, de Marseillaise en tot slot Beati Mortui.

Filmpje van NPO over de 1ste Wereledoorlog

Documentaire Guy van Grinsven

 

Eerste Wereldoorlog Deel 1 Oorzaken en aanleiding 1900 - 1914
Eerste Wereldoorlog Deel 2 1916-1918
Eerste Wereldoorlog Deel 3 1916-1918
Nao Bove
Bron: Site: Wereldoorlog1418, Mestreechonline, Maastrichtse Monumenten taal" van Fons van Hees, Foto's Expositie Avenue Ceramique

 Aonvaank